De naam Clermonts is zeer wijd verbreid. Het ligt natuurlijk voor de hand om te veronderstellen dat deze familie zijn oorsprong vindt in een plaats met de naam Clermont. Daar zijn er meerdere van, denk maar aan Clermont-Ferrand in Frankrijk. Voor onze streken is Clermont sur Berwinne in het grensgebied van België met Duitsland relevant.

In de afkomst van Maria Clermonts (1880-1969), echtgenote van Frans Lardenoije uit Heugem (1881-1956), is daarvoor sluitend bewijs te vinden.

 

De oudst bekende voorvader Clermont in onze contreien is Nicolaas Clermont die gehuwd was met Jenne Jacques Simar(dt). Hij is waarschijnlijk samen met zijn jong volwassen zonen uit de omgeving van Clermont sur Berwinne in de jaren 40 van de 17e eeuw naar het noorden getrokken en in het dorp Catsop onder Elsloo terecht gekomen. Het is ook goed mogelijk dat Maastricht daarbij een tussenstation vormde.

De naam Jacques Simar is echter duidelijk met Clermont verbonden.

Een van de zonen van Nicolaas en Jenne was Jean Clermont, de oud-betovergrootvader van Maria Lardenoije-Clermonts. Hij was gehuwd met Marie Bourguignon, ook weer een naam met Clermontse roots.

 

In 1654 koopt Nicolaas Cleermont een weide met moeshof van anderhalve morgen aan de Heerenstraat in Catsop onder de Vrije Rijksheerlijkheid Elsloo[1].

De prijs: 65 stuivers, een koe en een os. De reingenoten zijn Maycken Boven en Lysken Vreen. Van een huis is dan nog geen sprake maar in 1659 wordt Nicolaas

Fragment van kadasterkaart van Catsop uit 1686. Geheel links de vermoede woning van Nicolaas Clermont.

reingenoot (buurman) van Lemmen Claessen van Catsop die dan van Maitgen Vreen en Barbe Vreen een huis met plaats koopt aan de “Gemeijne straete”[2]. Bij de koop is inbegrepen een moestuin grenzend aan “die weerdeijl (onverdeeld erfgoed) toebehorende Claes Clermont”. Erfgoed?

Vóór 1654 is er vrijwel geen spoor van een Clermont of Simar in Elsloo of omgeving te vinden. In het cijnsregister van de heerlijkheid Elsloo, dat loopt van 1612 tot 1650, is de naam Clermonts ook niet te vinden.

Kennelijk heeft Nicolaas zijn eerste aankoop gedaan uit een onverdeelde boedel waar Lemmen Claessen, die al meer grond in Catsop bezat, ook uit plukte.

 

Aangenomen wordt dat Nicolaas op deze plaats een woning, cq. hoeve heeft gebouwd (dat moet ter plaatse van de huidige woning Mergelakker 11 in Catsop zijn geweest) en dat in eerste instantie zijn zonen hier inwoonden. Of zijn vrouw nog deel uitmaakte van het gezin is twijfelachtig want de enige vermelding van haar bestaan is te vinden in een akte uit 1665 voor de schepenbank van Elsloo waarin zowel Nicolaas als zij overleden worden genoemd[3].

 

Uit deze akte kennen we meteen de namen van de vijf zonen: Jacques, Jean, Lambert, Michiel en Alexander. In deze akte stellen zij Matthij Hannot aan als procureur inzake processen die dienen voor het hof van Clermont tegen ene Jean Sand (waarschijnlijk wordt bedoeld Sandre). Ditis een volgende aanwijzing voor hun afkomst uit de omgeving van Clermont waar zij kennelijk gezamenlijk onroerend goed bezitten of daar claims op hebben.

 

De aanwezigheid van Nicolaas met zijn zonen in Elsloo of omgeving begint evenwel toch eerder.

Zoon Jan blijkt in Beek in 1648 al een onwettig kind te hebben verwekt bij Anna Jaspars. Het kind wordt vernoemd naar de opa: Nicolaas. Nicolaas senior was ten tijde van de verwekking van Nicolaas junior de peter bij de doop van een nichtje met de naam Anna Jaspars. Van een relatie tussen de familie Clermont en Jaspars of van een verblijf van de Clermonts in Beek is verder niets gebleken.

 

In 1661 blijkt Nicolaas nog te leven want dan koopt hij een halve morgen land, grenzend aan zijn eigen land[4].

Hij  deelt dit grondgebied van ca. twee morgen aan de Heerstraat onder Catsop met weiden van Lemmen Claessen en met Dirick Lenarts die het vruchtgebruik van meerdere aanpalende percelen heeft.

Mede over zijn grond loopt een voetpad naar de eerder genoemde moeshof van hem en van Lemmen Claessen.

In 1662 worden Nicolaas en Lemmen nog genoemd als reingenoten van een weide op Catsop[5].

 

Nicolaas laat bij zijn overlijden in 1665 kennelijk nogal wat schulden achter, zowel in Maastricht als bij de heer van Elsloo[6]. En dan zijn er nog de rechtszaken die in het land van Limburg (Cour de Limbourg) lopen. Jacob is waarschijnlijk de oudste zoon en is de eerst aangesprokene op de lopende zaken en de afhandeling van de erfenis.

Alexander, de jongste van het stel, stelt daarom in januari 1666 zijn kindsdeel uit de erfenis beschikbaar aan zijn broer Jacob.

 

Uit een akte uit maart 1681 blijkt dat Alexander (Zander) gedeeld grondbezit in Catsop inclusief een opstal verkoopt aan Michiel. Reingenoten zijn Meiken Boovens en Thijs Leenens. Het gaat dus om de nalatenschap van Nicolaas en waarschijnlijk het ouderlijk huis ter waarde van ca. 30 pattacons.

Het gehele perceel is een erfvat roggen jaarlijks schuldig aan de heer van Elsloo[7].

 

De kwestie rond Jan Sand (Jean Sandre) blijkt betrekking te hebben op grond in Freuthier (Froidthier) een dorp halverwege Aubel en Clermont[8] en dient voor het Hoge Hof van Limburg.

In 1667 stelden de gebroeders Clermont de heer N. Quoitbach aan als hun procureur voor het hof van Limburg[9].

 

In december 1681 draagt Michel zijn filiale portie (erfdeel dat de kinderen toekomt) gelegen op gen Freuter aan zijn broer Lambert[10].

 

Het is wel duidelijk dat het om een zeer langslepende erfeniskwestie gaat en als Jan Sand mederechthebbende is zou dat kunnen betekenen dat de bron van het conflict meerdere generaties terug ligt.

 

Hoewel de herkomst van Nicolaas uit Clermont cq. Froidthier waarschijnlijk is blijft de bewijsvoering uit documenten een probleem. Parochieregisters gaan niet ver genoeg terug en in schepenbankregisters komt de naam Clermont bijna niet voor. Dat is niet zo vreemd want als autochtoon inwoner van Clermont is het niet logisch om de naam (van) Clermont te hanteren. Dat ligt anders na een verhuizing naar een andere streek.

 

In Clermont treffen we evenwel begin zestiende eeuw reeds een schepen Herman Steven de Clermont aan, gehuwd met Jehenne Thiry, die een zoon Steven heeft die de Froithier wordt genoemd.

Een dochter van Herman trouwde met Linard (Leonardus) Arnould de Clermont, zoon van Arnould de Limbourg. Zoon Thiry was eveneens schepen in Clermont.

Een derde zoon, ook Herman genaamd, had een zoon die Nicolaas gedoopt werd. Deze Nicolaas (Cloes) moet eind 16e eeuw geleefd hebben.

In de lijst met parochianen uit 1642 van de parochie van de H. Jacobus de Meerdere in Clermont treffen we geen Clermonts aan. Van de parochie Notre Dame des Anges uit Froidthier zijn geen gegevens beschikbaar. De kapel werd echter pas in 1691 gesticht dus vóór die tijd waren de inwoners aangewezen op de parochie in Froidthier.

Nader onderzoek ter plaatse levert hopelijk alsnog een “fit” op met bovenvermelde Cloes.

 

Er heeft al een kleine eeuw eerder een migratie van Clermont naar het noorden plaats gevonden. Zo werd er in de St. Catharina parochie in Maastricht al in 1585 een Johan, zoon van Lambert Clermont gedoopt.

 

In de parochie van de H. Martinus in Maastricht-Wijck duikt in 1632 een Aegidius Cleermont op die een dochter Petronilla laat dopen. Peetvader is een Wilhelm Pirot (bekende naam in de omgeving van Clermont).

De echtgenote van Aegidius is Marie Thijrij (eveneens een bekende naam in de omgeving van Clermont).

 

In 1642 is in dezelfde parochie een Nicolaas van Clermont peetvader. In 1653 laat deze Nicolaas een dochter Anna dopen en in 1656 een eerste zoon Aegidius, kennelijk een kleinzoon van de eerder genoemde Aegidius van Clermont. Opmerkelijk is dat de peetvader luistert naar de naam Massing du Froidthier. De naam Massing wordt in het land van Herve veelvuldig zowel als voornaam dan als familienaam gebezigd. Dezelfde Nicolaas en Anna laten in 1659 een zoon Johannes dopen met dezelfde Massin van Froidthier als peetvader. De echtgenote van deze Massin, Marie Dufosse, is in 1659 meter bij een kind van de eerder genoemde Petronilla Clermonts en in 1666 bij de doop van een zoon van Nicolaas van Clermont. Het echtpaar Massin-Fosse is in 1638 in Thimister (bij Clermont) getrouwd. Een Massin Frutir (dezelfde) uit Clermont is in 1656 door het Brabants hooggerecht toegelaten tot het cremerambacht in Maastricht. Hun zoon Jean Massin de Froidthier was vervolgens als koopman in Maastricht.gevestigd. Een andere zoon, Jacques, was woonachtig in Klimmen onder Valkenberg.

 

Het is duidelijk dat zich in het midden van de 17e eeuw in de st. Martinus parochie een gemeenschap bevond met de bindende factor “Froidthier”. Hiertoe behoorden de (franstalige ?) families (de) Clermont, Massin(g), (du) Fossé, (du) Froidthier of Freuter, Bourguignon en Ruelle (Reul).

Illustratief is de doop van Catharina Ruel in 1665 met als peter en meter Nicolaus de Clermont en Catharina Freuthierre.

Of Caspar Reul met doopgetuigen Vilevoije en Petronella du Froidthijre (Clermont ?).

 

De gebroeders Massin voerden rechtszaken over onroerend goed in Wadelieu (gehucht op 5 km westelijk van Froidthier) dat afkomstig was van hun over-grootvader Sandre.

 

Gezien de veelvuldig gedeelde doopnaam Nicolaas èn de relatie met Froidthier is het aannemelijk dat de Maastrichtse Nicolaas en de Nicolaas in Elsloo neven van elkaar zijn. Er moet dan dus een tweede Clermont generatiegenoot van Aegidius zijn geweest. Hiervoor komt in aanmerking ene Christoph Clermont. Deze liet in 1631 een Anna Clermont dopen in de Catharinaparochie met als peter en meter Balthasar Isnar en Anna Thirij, een franstalig, Clermonts familiefeestje!. Ter herinnering, de echtgenote van Aegidius was Marie Thirij.

 

Het is helaas niet gelukt om de Nicolaas uit Catsop en de Nicolaas uit Maastricht te koppelen aan de Cloes uit Clermont. Ware dat wel het geval dan zou volgens de site geneanet de stamreeks verder terug te volgen zijn tot het jaar 1310 toen Thiry de Lohirville geboren werd in Lohirville, een gehucht nabij Clermont sur Berwinne.

 

 

Terug met beide beentjes op de grond. We volgen de wederwaardigheden van de nakomelingen van Nicolaas in Catsop.

 

Het parochieregister van de H. Augustinus in Elsloo, dat voor de dopen in 1653 begint, geeft in tijdsvolgorde de volgende relevante informatie.

 

De eerste Clermont in het doopregister is Joanna Catharina, dochter van Joannis (Jan) Clermont en Maria Bourguignon in 1659. In het register staat aangetekend: “origin: non habebatur an essent”. Wat ik opvat als: “oorsprong onbekend”.

Getuigen zijn Michel Clermont en Catharina Haegens.

 

In 1663 wordt de tweede dochter, Anna, van Jan en Maria gedoopt. Getuigen zijn nu Jacobus Clermont en Petronilla Hendrix.

Het jaar daarop wordt Michiel Clermont vader van een zoon met de naam Nicolaas. De moeder is Maria Thijsssen. In de doopregistratie ontbreekt nu de aantekening over de onbekende afkomst die we bij zijn broer wel zagen.

 

In 1666 wordt een Nicolaas Clermont gedoopt die een natuurlijke zoon is van Alexander de Clermont en Maria Biesmans. Wat er van deze Nicolaas terecht is gekomen is niet met zekerheid bekend. Alexander trouwde in 1669 in Echt en kreeg daar nog twee kinderen. Het is denkbaar dat de buitenechtelijke zoon Nicolaas mee naar Echt is gegaan. In dat geval is hij identiek met de in 1701  in Echt gewelddadig overleden Nicolaas Clairemont.

 

Vervolgens zien we in 1667 de doop van een Nicolaas Clermont, zoon van Jan en Maria. Getuige is onder andere de eerwaarde heer Antonius Monseur, kapelaan van de kasteelheer graaf Nicolas d’Arberg et Vallangin. Er zijn dus drie kleinkinderen met de naam Nicolaas.

 

Helaas ontbreken de trouwboeken tot aan 1745. We kennen echter van de kinderen van Nicolaas de volgende huwelijken:

. Joannes Clermont en Marie Bourguignon; stamouders van Maria Lardenoije-Clermonts; nakomelingen hoofdzakelijk te vinden in Maastricht;

. Michael Clermont en Maria Thijssen; stamouders van de stam Stein, Echt, Roermond;

Jacobus Clermont en Virgula Mulenbergh; dit echtpaar vestigde zich al vóór 1665 in Bingelrade en had na één generatie geen mannelijke opvolgers meer; het is echter twijfelachtig of deze Jacob de Jacob uit Catsop is of dat het om een Clermont uit de omgeving Aken gaat;

Alexander de Clermont en Joanna Knoops; Buiten een zoon Jacobus in Echt zijn hier geen mannelijke nakomelingen van bekend;

Lambert Clermont is ongehuwd gebleven en is tot zijn overlijden in 1711 in het ouderlijk huis in Catsop blijven wonen. We komen zijn naam alleen tegen in een getuigenverklaring uit 1658 ten behoeve van de heer van Elsloo, graaf Nicolaas d’Arberg de Vallangin.

 

In het cijnsboek van heer van Elsloo, dd. 1664 worden de erfgenamen vanNicolaas Clermont en Lemmen Claessen gezamenlijk vermeld[11]. Kennelijk hebben Nicolaas en Lemmen onroerend goed uit een onverdeelde boedel overgenomen.

 

De bedoelde erfgenamen bezaten volgens dit register twee huizen en hoeven in Catsop, groot 250 roeden, grenzend aan de heide van Jan Bovens en land van Leenen Thijssen (of Thijs Leenens ?). Het aandeel van Clermont was 200 roeden. De gezamenlijke cijns bedroeg twee vaten rogge in erfpacht.

De nalatenschap van Nicolaas en Marie was kennelijk niet verdeeld, zodat de gebroeders gezamenlijk cijnsplichtig bleven.

De cijns werd tot 1671 voldaan door Jacques (Jacobus) Clermont en de weduwe van Lemmen Claessen. Dit is de reden om een vraagteken te zetten bij de Jacob uit Bingelrade.

Uiteindelijk houden de betalingen op in 1742. Jacques komen we in Catsop of Elsloo verder niet meer tegen.

 

Jan Clermonts koopt omstreeks 1668 een huis en hoeve in de vrijbaanderij van Stein  (RHCL 01.185 41 fol.22) op een halve morgen grond op het “Formel Eijndt”. Waarschijnlijk was dit huis gelegen in wat nu Kleine Meers heet en dat in die tijd bij Stein hoorde. In de oude archieven wordt met Kleine Meers het huidige Meers bedoeld, en dat was grondgebied van Elsloo.

In een leningsovereenkomst tussen de gemeente Stein en het klooster Maria en Joannes in Sion in Maaseik uit 1671 waarin de belangrijkste gemeentenaren worden genoemd, is Jan Clermonts echter niet te vinden[12]. Ook in de gichtregisters van Stein komen we Jan niet tegen, niet als comparant en niet als reingenoot bij transacties op het Formel Eindt. Jan bleef dus inwoner van Elsloo, wat ook blijkt uit het feit dat zijn kinderen in Elsloo gedoopt werden.

Bij de doopregistratie van zijn kleinkinderen staat vermeld dat ze geboren zijn in Kleine Meers.

In het schepenarchief van Elsloo bevindt zich een moeilijk te ontcijferen afschrift van een in het frans opgestelde akte voor de bank van Trembleur uit 1669 waarin ene Jean Clermont genoemd wordt in relatie tot een lening van Jean Martin. Gelet op het feit dat dit afschrift zich bevindt in het schepenarchief van Elsloo moet deze akte bovengenoemde Jan betreffen.

Vooralsnog zijn er geen verdere wederwaardigheden omtrent Jan bekend.

Jan en Maria kregen twee wettige zonen, Henricus en Nicolaas en twee dochters.

De zonen trouwden beiden in Elsloo maar kregen hun kinderen in Kleine Meers (is huidig Meers).

Jan Clermont is vrij jong overleden. Zijn weduwe, Marie Bourguignon, stelt in 1682 haar zwager Lambert aan als momboir van haar en haar kinderen inzake de afhandeling van de juridische zaken voor het hof van Clermont (Thimister) inzake onroerend goed in Froidthier (op gen Freuter in het Nederlands)[13].

 

Nicolaas, geboren in 1667, zien we terug in het leenregister van Elsloo van 8 december 1699. Hij is dan ophelder van een klein leen bestaande uit drie percelen in Kleine Meers[14]. Ophelder wil zeggen dat hij optreedt namens meerdere leenmannen.

Hij trouwde in 1687 in Elsloo met Christina Janssen. Vanaf dit huwelijk veranderde naam in Clermonts.

Als inwoner van Kleine Meers en leen van de hof van Elsloo was hij verplicht diensten te verlenen aan de heer en de gemeente, zowel in geld als in materiaal en arbeid.

Blijkens een proces-verbaal uit 1697 waarin hij namens de heer werd aangeklaagd was Nicolaas (Claes) veldbode.

In 1699 werd hij niettemin aangesteld als veldbode in Kleine Meers. Hij vervulde deze functie twaalf jaar.

Kleine Meers lag in een uiterst kwetsbaar gebied, zijnde een meander van de Maas. Door de eeuwen heen had de Maas zijn bedding verlegd en het gebied rond Kleine Meers had regelmatig te maken met afkalving van de oever en van overstromingen. Midden 17e eeuw had de Maas de oude dijkstructuur in het gebied danig aangetast en werd overleg gevoerd over nieuw aan te leggen beschermende dijken. Dit was een ingewikkelde en langslepende kwestie want wat voor de ene omwonende bescherming bracht had meestal negatieve gevolgenvoor de ander. Belanghebbenden waren niet alleen Elsloo en Stein maar ook de inwoners aan de overkant van de Maas.

Conflicten tussen de “overheden” van Stein, Elsloo, Mechelen, Kotem, Rekem en anderen speelden voortdurend. Ook elders, zoals tussen Borgharen en Pietersheim.

De dagelijkse praktijk bracht het verrichten van dijkwachten onder bevel van de heer tot een vanzelfsprekendheid, in het bijzonder voor de kleine gemeenschap van Kleine Meers.

 

Begin 18e eeuw traden verschillende doorbraken op en uiteindelijk besliste

de heer van Elsloo, graaf Nicolaas van Arberg de Vallangin, in 1719 om de Maas ,tegen alle bezwaren in, in een keurslijf te dwingen door de aanleg van een nieuwe dijk door het voormalig stroomgebied. Daar was natuurlijk geld en mankracht voor nodig en in 1719 werden de inwoners van Kleine Meers geacht een financiële bijdrage te leveren van 1/3 deel van de geraamde kosten. De rest was voor rekening van de heer. Voor Nicolaas en zijn broer Hendrick kwam de verplichte bijdrage neer op 30 resp. 40 gulden.

 

Nicolaas Clermonts en Christina Janssen kregen twee zonen, Mathias (1688) en Michel (1698), en twee dochters.

In 1727 gingen de percelen in Kleine Meers over op Mathijs Clermonts (waarschijnlijk is dit Michel).

In 1764 verkreeg diens zoon Mathijs de percelen.

 

Nicolaas en zijn twee zonen hebben aanzienlijke inspanningen verricht bij de aanleg van de dijk[15]. Daar stond weliswaar een vergoeding tegenover maar Nicolaas had ook, naast het erfgoed, 2 bunder en ruim 1 morgen in pacht.

Werkzaamheden aan de dijk van Kleine Meers in 1721  Claes Clermonts met zijn zonen Matthias en Michael en Hendrick Clermonts. De daaruit voortvloeiende werkzaamheden zullen een volle dagtaak voor het drietal gevergd hebben. Nicolaas was een redelijk grote boer want hij zette bij de dijk aanleg twee karren en twee paarden in. Ook zijn broer Hendrick werkte mee aan de dijk, zoals iedere inwoner van Kleine Meers dat toen ca 40 woningen omvatte.

 

Mathias trouwde op een onbekende plek en datum met Elisabeth Wennemaeckers die in Stokkem aan de overkant van de Maas geboren was.

Hij erfde de leengoederen bestaande uit drie percelen op Kleine Meers van zijn vader.

 

Uit dit huwelijk volgden drie zonen waarvan de middelste, Petrus (1723), in 1750 in Beek trouwde met Maria Catharina Peters. Hij overleed in 1774 in het gevang in Valkenburg ten gevolge van de tortuur vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de bende van de Bokkenrijders. Zijn lijk werd begraven onder de galg op de Graetheide.

 

Zijn wederwaardigheden en nageslacht worden in een volgende publicatie uit de doeken gedaan.

 

Rest ons nog enige woorden te weiden aan Michel, zoon van Nicolaas van Catsop.

 

Michel trouwde met Maria Thijssen en kreeg met haar drie zonen en twee dochters.

 

Claudius bracht het tot schepen van Stein. Hij kreeg vijf dochters maar geen mannelijke opvolgers. Hij huwde met Catharina Alberts en kocht in 1712 180 roeden weidegrond op het Formel Eindt[16]. Deze weide grenst aan land van de erfgenamen van Claes Clermonts. De enige overleden Nicolaas op dat moment was Nicolaas senior. Dat betekent dat Jan niet de eerste Clermonts op het Formel Einde was maar dat stamvader Nicolaas vanuit Catsop al grond  op het Formel Eindt had verworven.

Nicolaas junior (van 1667) kocht ook een huis met hof op het Formel Eindt, namelijk in 1701. Het ging om 91 roeden gelegen aan de Reekstraat[17]. Hij bleef echter inwoner van Elsloo.

 

De naam Formel hebben we niet thuis kunnen brengen maar het lijkt aannemelijk dat met Formel Eindt het eind van de bebouwing langs de weg van Meers naar Stein werd bedoeld en dat de betreffende locatie het perceel in de vork tussen de M.eindstraat en de M.koestraat is. Op de kadastrale minuutkaart uit het begin van de 19e eeuw staat als eigenaar van dit perceel nog steeds een Clermonts vermeld.

 

Ook Hendricus bracht het tot schepen maar dan in Echt. Hij was daar ook peijmeester. Hij trouwde daar met de patricieērsdochter Joanna van Eijl.

Dit echtpaar was de grondlegger van de uitgebreide Echter tak van de Clermont familie.

 

Zoon Nicolaas (1664-1760) trouwde in Stein met Joanna Aerts en zij bouwden de uitgebreide Steiner tak van de Clermonts. Nicolaas was voornamelijk actief aan de Scharberg in Stein. Hij kocht in 1705 van de weduwe van Claes Claessens een stukje laatgoed van 56 kleine roeden op de Scharberg[18].

Hij breidde zijn grondgebied in 1711 samen met zijn vrouw Jenne Aerts uit met 55 kleine roeden akkerland op de Scharrenberg, aanpalend aan de eerdergenoemde 56 kleine roeden[19].

Daarvoor had het echtpaar al in 1707 van de weduwe Claes Thijssen met haar dochter Maria Claessens  96,5 plus 69 klein roeden land op de Scharberg gekocht (RHCL 01.185 42 fol. 199) en in 1708 een weide van 70 kleine roeden aan de Nieuwstraat in Stein (RHCL 01.185 42 fol. 166).

 

Michel overleed in 1689 in Elsloo.

 

Pas in 1717 werd het ouderlijk huis met hof en weide in Catsop verkocht. In de verkoopakte worden de erfgenamen genoemd[20]. Dat zijn:

  • Uit het gezin van Jan: Nicolaas (1667) gehuwd met Christina Janssen, Joanna (1659) gehuwd met Derek van Venroy, Maria gehuwd met Dirick Wijnen en Henricus gehuwd met Helwiges Martens;
  • Uit het gezin van Michiel: Claudius (Gelaud), Catharina gehuwd met Martijn Tonnon, Nicolaas gehuwd met Joanna Aerts, Anna (Joanna) gehuwd met Maximiliaan Smeets en Hendrick gehuwd met Joanna van Eijll.

 

De kopers van het huis waren Houbeer Lemmen en Lucia Penders. Hun zoon Matheus Hubertus staat in de Franse inwonerslijst van Elsloo vermeld als inwoonder van Catsop. Hun kleinzoon Mattheus staat in het eerste kadaster vermeld als eigenaar van de percelen B315 t/m B319 aan Op de Dries in Catsop. De eerste vestiging van de familie Clermonts in Catsop moeten we dus vinden ter plaatse van de woning op Mergelakker 11.

 

De vijf zonen van Nicolaas zijn inmiddels allemaal overleden. Alexander en Jacobus hebben afstand gedaan van hun erfdeel en Lambert is zonder nageslacht overleden.

[1] RHCL 01.177 55 fol.171.

[2] RHCL 01.177 55 fol. 227.

[3] RHCL 01.177 72 fol. 64.

[4] RHCL 01.177 55 fol.266.

[5] RHCL 01.177 55 fol. 294.

[6] RHCL 01.177 72 fol. 65

[7] RHCL 01.177 57 fol.55.

[8] RHCL 01.177 72 fol. 79.

[9] RHCL 01.171 72 fol. 118 en 119.

[10] RHCL 01.177 57 fol. 65.

[11] RHCL 01.177 352 fol. 33.

[12] RHCL 01.185 41 fol.77.

[13] RHCL 01.177 57, fol. 85

[14] RHCL 01.177 210 fol. 97.

[15] RHCL 01.177 234 pag.147.

[16] RHCL 01.185 42 fol.17.

[17] RHCL 01.185 42 fol.39.

[18] RHCL 01.185 42 fol.73.

[19] RHCL 01.185 42 fol. 165

[20] RHCL 01.177 62 fol. 85.