De derde generatie Lardinois in Noorbeek wordt gevormd door de kinderen van Willem en Gertrudis Teney. Dat zijn er maar liefst tien (of elf). De enige broer van Willem trouwde en woonde in St. Martensvoeren.
De eerste vermelding in het doopregister betreft Simon Bartholomeus Lardinois. Zoals hiervoor al gesteld is, is er waarschijnlijk een eerdere dopeling geweest met de naam Joannes want de opa van vaderskant was Jan (Joannes) Lardinois. De naam verklaring is dan helder want de opa van moederskant heette dan wellicht Simon en de geboortedatum was waarschijnlijk 24 augustus (doopdag was 25 augustus) en dat is precies de naamdag van de apostel Bartholomeus. Waarschijnlijk is de eerstgeborene gedoopt vóór de begindatum van het doopregister (1642) en is hij jong overleden want de derde zoon heette ook weer Joannes.
Van de dan oudste zoon, Simon Bartholomeus (1644-1728), weten we niet veel, behoudens dat hij twee keer trouwde en bij de tweede echtgenote, Anna Ingbers, vijf kinderen kreeg. Ook van zijn kinderen is niet veel bekend. De eerste drie zonen werden in Gulpen gedoopt. Het is opmerkelijk dat Simon, in de agrarische gemeenschap waarin zijn vader en zijn opa’s als smid hun boterham verdienden, zelf als kleermaker door het leven ging. Mogelijk is er een relatie met het beroep van zijn eerste schoonvader, Peter Jeuckens. Uit de doopgegevens van diens dochter Anna Catharina (Gulpen 3-5-1626) blijkt dat Jeuckens vermoedelijk voor het adelijk gezin op kasteel Neuburg werkte, mogelijk als kleermaker. Waarschijnlijk stierf zijn mannelijk nageslacht uit bij het overlijden van zijn drie kleinkinderen.
De tweede zoon was dus weer Joannes (1645-1696) en hij is mijn stamvader. Ook Jan trouwde twee keer en uit het eerste huwelijk, met Catharina Aussems, volgden acht kinderen.

De grafsteen uit 1702 van Jan L’ARDENNOIS zoon van JAN LAERDENIS en CATHARINA AUSSEMS op het kerkhof van de St. Brigidakerk in Noorbeek.
Hun tweede zoon stierf als jonge man. Zijn grafsteen is nog te vinden op het kerkhof van de St. Brigidakerk in Noorbeek. Jan hertrouwde met Helena Lambert Jans.
In 1680 kocht Jan van Thijs Lenens [1] vier grote roeden en tien kleine roeden land op de “Ruebgaerdt” westelijk van het voetpad van Bergenhuizen naar Ulvent [2] en aan de andere kant grenzend aan land van de erfgenamen van Jenne Francken.
Jan heeft het beroep van zijn vader voortgezet want we zien dat hij in 1691 een lijst met claims indient vanwege Brandenburger militairen die hem op kosten hebben gejaagd. Tot de gespecificeerde kosten behoren het beslaan van hun paarden en het afstaan van kolen uit zijn smidse.
De oudste zoon van Jan, Willem de 3e, is de opvolger in mijn stamreeks. Zijn jongere broers Jan en Thomas stierven jong. Alleen van zijn broer Simon en zus Agnes is nageslacht bekend.
De derde zoon stierf als kind.
De vierde zoon van Willem en Gertrudis Teney, Willem de 2e (1651-1716), is de oud-betovergrootvader van Pierre Lardinois (1924-1987) die het in 1973 tot eurocommissaris bracht. Willem trouwde met Mechtilde Thonissen van Bergenhuizen. Hiermee vestigde deze tak van de familie Lardinois zich voor goed in Bergenhuizen.
In 1685 voert de prior van het convent Op ’t Crutz een proces voor de schout en schepenen van de Heerlijkheid Noorbeek tegen Willem Lardinoij en Peter Theelen over het schuldig zijn van een mud spelten. De schuld werd uiteindelijk afgelost door Agatha Theelen die met Jan Lardinoi was getrouwd. Het is onduidelijk of dit de zoon van Willem ( gedoopt als Joannes Lardinois in 1692) is die in 1719 met Maria Herens trouwde.
Waarschijnlijk waren Willem en Peter gezamenlijke pachters van de Oeverlanderhof op Bergenhuizen.
In 1690 wordt Willem genoemd bij de omschrijving van een perceel grond aan de Tonisgrebbe onder Bergenhuizen [3]. In 1693 ontving hij grond op Bergenhuizen van zijn oom Michiel Verckens [4], echtgenoot van Johanna Thonissen.
Maar Willem had ook grond bij de Peul, blijkens een akte uit 1692 [5]. Hij overleed in 1716 door de gevolgen van een wond en werd in ’s Gravenvoeren begraven.
De vijfde zoon, Thomas (1655-1721) werd ook een belangrijke boer in het gehucht Bergenhuizen boven Noorbeek. Hij trouwde twee keer, de eerste keer met Magdalena Reinders en de tweede keer met Agnes Weerts uit een belangrijke familie in Noorbeek. Haar vader was schepen in Noorbeek en had veel grond, onder andere in Bergenhuizen, waarvan Thomas uiteindelijk een deel kreeg. Hoewel hij maar één zoon kreeg was hij wel de oorsprong van een omvangrijk nageslacht.
Ook Thomas had te lijden onder de aanwezigheid van Brandenburger troepen. Hij werd onder meer gedwongen om een paard te leveren om de bagagekar van een luitenant naar ’s Hertogenbosch te brengen.
Thomas verkocht in 1717 zijn huis boven in het dorp met een morgen grond aan zijn jongere broer Andreas. Dit perceel lag tussen percelen van dezelfde Andreas en zijn zus Anna [6]. Gezien de aansluitende percelen moeten deze afkomstig zijn uit de erfenis van vader Willem.
De jongste telg van Willem en Gertrudis was Andreas (1659-1721).
Hij trouwde in 1691 met Johanna Henssen waarmee hij acht kinderen kreeg. Het gezin woonde op de Pleij naast de kerk waar zij mede een brouwerij hadden [7]. Zijn nageslacht vinden we hoofdzakelijk terug in de Voerstreek.
In 1695 kocht hij van zijn zwager Willem Mespelboom vier grote roeden weidegrond aan het Busselke en vier grote roeden aan de Totenberg en ruilde hij met zijn zwager drie roeden akkerland aan het Mheerlintgen voor een akker op de Totenberg [8] en in 1697 kocht hij van zijn zwager Cornelis Henssen twee morgen land in het Bergerveld boven de Plathaege [9]. Dit perceel lag naast een perceel van zijn vader Willem en aan de andere zijde naast de boerderij van Joannes Rouvroij.
Andreas en echtgenote Johanna Henssen gingen in 1698 een lening aan van 150 gulden waarvoor zij hun grondbezit als borg stelden [10]. Een van de percelen was een stuk grond aan de Totenberg van vier grote en zestien kleine roeden dat als rijgenoot [11] zijn zuster Gertrudis had. Dit zal dus waarschijnlijk uit de nalatenschap van Willem Lardinois zijn.
Dat zelfde geldt voor een stuk grond van anderhalve morgen in het Bergerveld boven de Plathaage waar zijn broer Willem de rijgenoot was.
In 1704 kocht Andreas van de schoonzoon van zijn broer Jan, Niclaes de Hacq, verschillende stukken grond onder andere rond Ulvelt [12]. Hoe de familie de Hacq uit Herve aan grond (en een bruid !) in Noorbeek kwam is nog nader uit te zoeken [13].
Ook ging hij weer een lening aan van 200 gulden waarvoor hij zijn huis en hof en veertien roeden weide als pand stelde.
De oudste dochter, Catharina, huwde Willem Mespelboom. In het gichtregister werd haar naam geschreven als l’Ardennois, waarvan akte !
De tweede dochter van Willem en Gertrudis was Anna die in 1653 ter wereld kwam. Zij bleef ongehuwd en woonde boven in het dorp naast haar neefje Petrus Lardinois en aan de andere kant de weduwe van Willem Lemlijn [14] met zoon Willem, de koster van Noorbeek. Oorspronkelijk vormde zij met haar ongehuwde zus Gertrudis een huishouden [15]. In 1725 overleed Gertrudis. In 1729, hoog bejaard, verkocht Anna het huis en een stuk grond achter hoeve de Peul aan Joannes Lardinois, zoon van haar jongste broer Andreas Lardinois. Deze was nog vrijgezel en zij bedong dat zij tot haar dood in het huis mocht blijven wonen. Joannes mocht wel bij haar inwonen, al dan niet met een echtgenote. Dat werd in 1732 Elisabeth van Wijler.
Op 15 februari 1734 verkocht Joannes het huis aan zijn zwager Mathijs van Wijler [16] voor het bedrag van 250 gulden. Anna was een taaie want in 1736 leefde zij nog al was dat in armlastige toestand. Zij verkocht in dat jaar een braakliggend stukje akkergrond op de “Toetenbergh” dat zij van haar zus had geërfd voor 24 gulden aan haar neefje Willem Lardinois [17].
Het huis keerde weer terug in de schoot van de familie Lardinois toen in 1737 Mathijs van Wijler het huis in het dorp en de grond bij de Peul weer terug verkocht aan Joannes [18].
Vermoedelijk is de grond bij de Peul in de familie gekomen via Gertrudis Teneij want meerdere percelen rond de Peul waren eigendom van de familie Teneij.
In 1739 werd door de gezamenlijke erfgenamen van Gertrudis 7 roeden akkerland aan de Schijverlingenweg verkocht [19]. De desbetreffende akte geeft een mooi idee van het gehannes met de achternaam Lardinoij want de nog levende erfgenamen, kleinkinderen van Willem Lardinoij en Gertrudis Teneij, werden als volgt in deze akte geregistreerd : Gerard Lardinoijs, Willem l’ Ardenois, Jan Lardenois, Lambert l’ Ardennois, Claes Laerdenoij, Cornelis Lardenoij, Peter l’Ardenois, Jan Lardenois en Gerard Lardinois.
[1] RHCL 01.075 3468 fol. 17
[2] De vroegere Ruebgaard ligt noord-oostelijk van Achter de Smid, richting Scheij. De huidige straat Ruebgaard ligt in de moderne wijk die gebouwd is op de plek die vroeger Achter de Smid werd genoemd.
[3] RHCL 01.075 3468 fol. 92; Willem wordt hier genoemd: l’Ardennois.
[4] RHCL 01.075 3468 fol.119
[5] RHCL 01.075 3468 fol.105
[6] RHCL 01.075 3469 fol. 85
[7] RHCL 01.075 3589 fol. 111
[8] RHCL 01.075 3468 fol. 164
[9] RHCL 01.075 3468 fol. 188
[10] RHCL 01.075 3468 fol. 241
[11] Eigenaar van het naast gelegen perceel.
[12] RHCL 01.075 3468 fol. 245
[13] In 1676 trouwde een Jean de Hacq in Herve met een Marie Lardinois. In dat zelfde jaar kregen zij een zoon, Nicolaas. In de doopaantekening wordt Marie “de Nordebaie” genoemd. Marie zou een kleindochter van Jan Lardinoij moeten zijn. In 1676 was zij meter bij de doop van Nicolaas de Hacq, zoon van Jean de Hacq en Maria Dewez. Jean en Maria kregen in 1681 een tweeling, Jean en Henri de Hacq. Marie overleed al in 1684.
[14] RHCL 01.075 3588 pag. 203
[15] RHCL 01.075 3589 fol. 89
[16] RHCL 01.075 3589 fol. 59
[17] RHCL 01.075 3589 fol. 90
[18] RHCL 01.075 3589 fol.110
[19] RHCL 01.075 3589 fol.170