De geschiedenis van de voorouders van Leo Arpot begint in 1579 als Joannes (Jan) Artpot in Eben Emael trouwt met ene Gertrude [1].
Eben-Emael ligt zo’n zes kilometer zuid-westelijk vóór de vesting Maastricht langs het riviertje de Jeker en òp de taalgrens. Hoewel het nu in de Franstalige provincie Luik is gelegen, was het in dié tijd, samen met buurgemeente Kanne, Nederlandstalig. Staatkundig behoorde het gebied ten westen van Maastricht vóór de komst van de fransen bij de souvereine staat van het Prinsbisdom Luik dat deels Franstalig en deels Nederlandstalig was.
Feitelijk bestond Eben-Emael uit twee gehuchten, Eben en Emael. Eben werd in het Waals Emben of Embenne genoemd. Jan woonde in Eben.

Leo Arpot (1888-1972)
Het echtpaar krijgt acht kinderen die allemaal de volwassen leeftijd bereiken, trouwen en in Eben Emael een gezin stichten. Generatiegenoten van Jan in Eben Emael met de naam Arpot zijn niet bekend dus waarschijnlijk is hij van elders afkomstig, mogelijk als militair.
Jan is tien jaar getrouwd als de Spaanse troepen de streek overvallen. De boeren verzetten zich en sneuvelen bij bosjes. De dorpen Emael en Kanne hebben zwaar te lijden in de tachtigjarige oorlog door hun ligging vlak onder Maastricht. Begin januari 1604 viel prins Maurits Maastricht aan. De aanval mislukte en de troepen slaan hun kampementen op in Kanne en Emael. Daar richten ze grote verwoestingen aan en de kerken worden geplunderd. De beide kerken ondergaan een verlate beeldenstorm.
De oudste zoon van Jan, Arnold, trouwt in november 1604 in Oupeij maar woont met zijn gezin vervolgens ook in Eben Emael.
Arnold Artpot (1580-1660) en Johanna Tassar (ca. 1582-1649) trouwden dus in 1604 en kregen eveneens acht kinderen. Arnold was halfwin van de heer van Canne. Vanaf 1643 was dat een lid uit de regentenfamilie de Wansoulle uit Luik. Daarvóór was de allodiale heerlijkheid Nedercanne in handen van de familie de Palant. Meerdere zonen de Palant werden in de kerk van Kanne gedoopt en in 1625 trouwde Charles de Palant in de kapel van Neercanne, Vier jaar later overleed hij.
Een halfwin was een pachter van een hof waarvan de opbrengst in principe gedeeld werd door de eigenaar en de pachter. Vaak stond de halfwin in een erg afhankelijke positie van de eigenaar, zeker als deze ook de heer van het gebied was. Arnold overleed op een respectabele leeftijd maar wel door een ongelukkige omstandigheid. Door een val kwam hij in het water terecht waar hij, volgens de aantekening van de pastoor, overleed door hartfalen en verstikking [2].
Hun eerste zoon, Joannes, is jong overleden. Daarom draagt de tweede zoon eveneens de naam Joannes, roepnaam Jan. Hij is geboren in 1613 en trouwde in ca. 1637 met Heylen (Helena) Ceelen. Het echtpaar vestigde zich in Neder Canne en kreeg vier kinderen waaronder de zonen Joannes (Jan) en Natalis (Noël).
Deze Jan Aerpot, ook Jan Potti genoemd, was eveneens halfwin van de heer van Kanne. Deze relatie tot een heer was vererfbaar. In 1637 nam hij onder de naam Jan Potti het erfdeel van zijn zwager Merten Ceelen over, bestaande uit het derde deel van een lap grond van 33 groot roeden aan de Daelstraat. Samen met het derde deel dat Helena Ceelen uit de door Noël Ceelen nagelaten erfenis had verkregen, vererfde dit grondbezit in 1662 op oudste zoon Jan.
In 1633 kampeerde het leger van de prins van Oranje in Emael en Kanne en het jaar daarop begon de belegering van Maastricht door de Spanjaarden. Opnieuw draaide de bevolking van Emael en Kanne op voor huisvesting en onderhoud van manschappen. Volgens de pastoor van Emael gedroegen de troepen zich als barbaren. De pest maakte ook weer veel slachtoffers onder de inwoners. Ook 1636 was nog een oorlogsjaar met een hoofdrol voor Kroatische soldaten. De bevolking vluchtte, zoals altijd, in de grotten.

De molen van Nedercanne vóór de verbouwing
Vanaf 14 juli 1635 huurde Jan de korenmolen van Nedercanne [3]. Dit was (is) een watermolen op de Jeker. Later verkreeg Jan het eigendom van deze molen.
De molen was in zeer slechte staat en Jan liet hem “visiteren”. De molen werd als ellendig omschreven en Jan kreeg toestemming om hem te repareren en de kosten gerechtelijk bij de eigenaar terug te vorderen. In 1650 werd de molen herbouwd.
Kanne ligt eveneens aan de Jeker tussen Maastricht en Eben-Emael en bestond uit twee gehuchten: Opcanne en Nedercanne. Deze gehuchten vormden ieder een aparte heerlijkheid: Opcanne, dat toebehoorde aan het St. Martinuskapittel in Luik en Nedercanne dat een leen van het hof van Luik was. De oorspronkelijke heren van Opcanne bezaten een kasteel, genaamd Harff, aan de Bovenstraat. Eigenlijk meer een grote boerenhoeve. Sinds

De molen van Neder-Canne na de verbouwing.
de verwoestingen van de IIe wereldoorlog is daar niets meer van over.
Vanaf 1643 was het leen van Neercanne in het bezit van de regentenfamilie de Wansoulle uit Luik. Deze burgemeesters uit Luik woonden vanaf toen op een echt kasteel, namelijk Agimont tegen de Sint Pietersberg in Kanne. We kennen dat nu als Chateau Neercanne, al dateert de huidige bouw uit 1698 toen Baron de Dopff de heerlijkheid overnam en het oorspronkelijk kasteel verving door een heus lusthof.
In het huisarchief van Neercanne bevinden zich meerdere documenten betreffende de relatie tussen de Wansoulle en Arnold en Jan Arpot [4]. Zo is er een lijst van door Jan Arpotte (senior en junior !) betaalde pacht over de periode 1648-1668 en documenten over de aankoop door Arnout Arpot in 1656-57 van enige percelen land in Neercanne.
Deze percelen waren leenplichtig aan het St. Maartenskapittel in Luik. In 1662 droeg Jan Arpot een huis met hof en enige landerijen over aan J.M. de Wansoulle. Dit moet kort voor het overlijden van senior zijn geweest ofwel kort erna door junior na het overlijden van senior.

Boerderij Wendelen voorheen kasteel Harff in Opkanne (Bovenstraat)
In 1668 koopt G. De Wansoulle een rente af die Jan Arpotte, waarschijnlijk uit de erfenis van zijn vader, verschuldigd was aan Th.G. de Nyes.

De molen van Neercanne vanaf het kasteel gezien.
De eerste Wansoulle in Kanne was Guillaume-Philippe, verschillende malen burgemeester van Luik en heer van Grofays. Dit was geen makkelijk heerschap want als in 1653 de paters van het convent Hoogcruts in Noorbeek aangesteld worden als rector van de Heilig Grafkapel, die pal naast het kasteel lag, stelt hij alles, illegaal of niet, in het werk om de geestelijken uit zijn gebied te weren [ 5]. De paters wilden zich namelijk tegenover de kapel vestigen en de Wansoulle zag daarin een eerste stap in een poging om de macht in zijn domein aan te tasten. Hij overleed kort daarna maar zijn erfopvolger, zijn neef Matthias de Wansoulle, ging met gestrekt been de strijd met de geestelijken aan. Hij zette daarbij behalve zijn zonen ook zijn halfwinnen in.
Zodra de bouwwerkzaamheden in 1654 aangevangen waren, liet hij tijdens de mis in de kapel, de inmiddels aangevoerde mergelblokken heimelijk door Arnold Arpot weghalen en naar het kasteel brengen. Naar verluidt zijn ze daar gebruikt voor de reparatie van de waterput.

Chateau Neercanne, zoals de baron het zich met veel grandeur voorstelde, na de sloop van kasteel Agimont.
De paters lieten zich echter niet onbetuigd en zetten hun bouwplannen door waarbij ze door de Prins-Bisschop gesteund werden. De Wansoulle trok zich niets aan van de veroordelingen en bleef zowel de bouwvoorbereidingen als de bouwwerkzaamheden boycotten. Hij wist zich gesteund door de burgerlijke autoriteiten in Luik waar hij zelf als schepen een belangrijke stem had. Jan Arpot speelde bij de sabotage door de Wansoulle een belangrijke rol. In zijn ijver om het voor zijn heer op te nemen mishandelde en beledigde hij de twee afgevaardigde geestelijken uit Hoogcruts.
De rector spande een proces aan en op 17 juli 1655 werd Jan veroordeeld tot de proceskosten en de kosten van een reis naar Sint Jacobus in Gallicien [6]. Deze boete moest hij besteden aan misgewaden voor de kapel.
De sabotage door of vanwege de Wansoulle werd steeds gewelddadiger waarbij zelfs geweerschoten vielen.
Ook de paters schuwden wapengeweld niet.
Uiteindelijk viel er een dode en een zwaar gewonde aan de zijde van de heer. Ene Pieter Schepers (aan de zijde van de geestelijken) werd voor moord aangeklaagd maar ook de andere partij werd voor het gerecht gedaagd.
In mei 1656 werden vader en zoon Arpot, samen met een zoon van de Wansoulle [7] en de gerechtsbode, in hechtenis genomen. De afloop voor de Arpots is onbekend maar de Wansoulle was in ieder geval alweer snel op vrije voeten [8].

De tuin van het voormalige rectoraatshuis. Huize Poswick

De H. Grafkapel in Neercanne tegenover het rectoraatshuis gelegen.
Kennelijk had Jan problemen om zijn schulden af te betalen of anderszins zijn financiële verplichtingen na te komen. In 1661 werd de hele opbrengst van zijn landerijen door de Wansoulle in beslag genomen.
Jan Arpot senior overleed in 1662. De molen werd overgenomen door zoon Jan. Hij zal dus de oudste van de twee zonen geweest zijn en erfde niet alleen de bezittingen maar ook de schulden van zijn vader. Dat gold ook voor zijn broer Nathalis en zijn zusters Maria en Mechtilde.
Op 11 oktober 1667 neemt Jan, die dan al getrouwd is met Maria Arts, van zijn broer Noël een hele boerenuitrusting met paarden, paardengetuig, karren, ploeg, een schaap, enz. over. [9]
Uit een akte uit 1678 die Wansoulle voor justitie van Nedercanne liet opmaken, blijkt dat Jan in 1668 de korenmolen van Neercanne gehypothekiseert had bij de Wansoulle ten einde onder andere schulden van hem zelf, zijn twee zussen en zijn broer Nathalis af te losssen.
Op 7 januari 1671 vond op bevel van het Hof van Luik de gerechtelijke verkoop plaats van door Jan in pand gegeven goederen, te weten een paard en een koe.
De wederwaardigheden van Jan zijn verder enigszins mistig. Hij zou in 1672 soldaat in het Staatse leger zijn geworden. Hij verpacht de molen dan aan Reiner Vreen. Wij vinden hem zelf terug in Rijswijk waar hij in 1678 een dochter krijgt uit het huwelijk met Maria Aerts. Waarschijnlijk heeft hij ook al een volwassen dochter Helena die rond 1660 in Kanne moet zijn geboren. Mysterieus is dat we onder de doopouders van haar kinderen verschillende naamgenoten Aerpots aantreffen die we niet uit Kanne of Eben-Emael kennen. Maar we zien ook in 1687 bij een doop in het verre Rijswijk een Joannes Aerpots.
Is dit de opa van het kind ? Het is ondenkbaar dat familieleden de lange reis vanuit Kanne naar Holland zouden afleggen voor een doopplechtigheid maar de peter en meter hoeven niet fysiek bij de doop aanwezig te zijn. Doorgaans vermeldt de pastoor dan tevens de persoon die namens de peter of meter als getuige optreedt.
Als we de namen van de kinderen van Helena bekijken dan zouden we als ouders van Helena een Arnoldus Aerpots en een Wilhelmina verwachten. Jan Arpots zou dan in Rijswijk slechts één dochter gekregen hebben.
Er is een Arnoldus Potti en een Matthias Aerts peter bij het eerste kind van Helena. Het blijft raadselachtig wat de relatie is tussen de familie Aerpots in Rijswijk en Arpots in Kanne. Dat geldt ook voor de familie Arts in Kanne en Aerts in Rijswijk.
Jan Arpots keert in ieder geval terug naar Kanne. Wanneer precies is niet bekend.

Chronogram op de gevel van de molen van Neerkanne, verwijzend naar P. Straetmans en Anna Colson met jaartal 1842.
Volgens aantekening van pastoor van Heukelom [10] moest Jan Aerpot door het niet betalen van de jaarlijkse erfpacht de molen in 1697 verlaten. De nieuwe molenaar was Gabriel Straetmans.
Voor zover is na te gaan heeft Jan geen mannelijke nakomelingen.
Zijn broer Natalis, ofwel Noël, is in Kanne gebleven waar hij de mannelijke bloedlijn voortzet. Hij trouwt met Helena Thijssen en krijgt met haar vier kinderen waaronder één zoon, Joannes.
Deze Joannes trouwt op 6 november 1706 met Gertrudis Bastiaens voor de pastoor van de Petrus en Paulus parochie in Wolder. Zij trouwen ook voor de predikant van de Hervormde Gemeente aldaar. In 1714 verkoopt hij samen met zijn broers en zusters en zijn oom Lambert (Lemmen) Thijssen een halve bunder akkerland op de St. Pietersberg.
Hun eerste zoon, Natalis en ook Arnoldus genoemd, wordt in 1707 in Wolder geboren maar het gezin vestigt zich daarna in Kanne waar de andere zeven kinderen geboren worden.
Natalis, roepnaam Noël, moet zich in 1728 voor het gerecht verantwoorden voor het deelnemen aan een opstootje voor het huis van kanunnik Barrez. Een tiental jongeren belagen het huis en gooien de ruiten in. Een getuige verklaart dat hij Noël, zoon van Jan Arpott en knecht bij Lemmen Thiijssen uit Opcanne, een steen door de “vinsteren” heeft zien gooien. Noël ondertekent zijn verklaring met een kruisje.
Twee andere zonen van Jan nemen dienst als dragonder [11] in het Staatse leger, Peter geboren in 1711 en Ludovicus (Lowy) uit 1724. Peter Arpoth trouwt in 1760 met de 17 jaar jongere Anna Cillen, die echter na het huwelijk al zes maanden in verwachting blijkt te zijn van een zwager. Peter, die als militair veel van huis is, pikt dit niet en wil van haar scheiden.
We lezen in een contemporaine kroniek [12]: “doch den Heer Pastoor en wilde hem daerin geen gehoor geven; dus hem nu aldus buyten raed vindende heeft haer naer Munsterbilsen gebroght, van waer sy thuys was. Door dese reden is een groot tumult ende opspraek in ons dorp gekomen, ende selfs tot in Maestricht; nu dien Jaspers, oft om beter te verstaen, haeren halven swager van wien sy bevrucht was, dit hoorende ende bevreest zynde voor confusie ende schandael, contracteerde met haer ende haeren man Peter Aerpoth eene somme van vierthien hondert guldens te geven, opdat alsdan alles zoude stil wesen; nu dit geldt de oogen uytstekende aen haeren man, reclameerde hy de eerst ontkende ende geweygerde vrucht van hem te wesen, en seyde, soo ymand van die voorz. saaken soude spreeken, dat hy dezelve soude met de tonge vatten, en pas dry maenden getrouwt wesende, baerde zy die questieuse vrucht, hetwelck een soontjen was, doch ten leefde niet lange. Daernaer kreegh sy noch een dochterken met haeren echten man, dat oock niet langh geleeft hadt, zynde wat meer als twee jaeren oudt, doen het stierf. Eyndelyck stierf oock haren man Peter Aerpoth van de heete koortse anno 1763, naerdat sy ontrent dry jaeren met hem getrouwt was geweest.”
Daarmee was het schandaal niet over want zijn jongere broer Lowy, die net als zijn broer dragonder, was en met verlof in Kanne was, trok bij Anna in en zij “begingen die grouwelycke sonde van bloedschande te samen, soodat sy te samen wonnen buyten houwlyck een dochteren, genaemt Gertruydis”. Het dorp was in rep en roer en de pastoor en de schout dwongen de twee om apart te gaan wonen. Lowy stelde alles in het werk om met Anna te mogen trouwen maar de pastoor was onvermurwbaar. Ten einde raad is Lowy zelfs naar Rome getrokken om de paus om dispensatie te vragen. Tevergeefs. In 1776 trouwt hij met Maria Eijcken uit Sichen. Bij de komst van de Fransen in 1794 zijn Lowy en Maria met twee minderjarige dochters de enige overgebleven Arpots in Kanne en Eben Emael. Het gezin is armlastig.
Natalis trouwt in 1746 met Elisabeth Haeckens uit Canne. Zij krijgen zes kinderen waarvan vijf jongens. De oudste, Joannes uit 1746, wordt bij het huwelijk gedoopt en gewettigd. Verder is niets van hem bekend. De tweede, Dionys uit 1747, is de volgende in deze afstammingsreeks. De derde, Egidius, zal de stamvader worden van de Gronsveldse tak van de Arpots. Het gezin van Natalis Arpot en Elisabeth maakt roerige en zware tijden mee. De jaren veertig worden geteisterd door ziekten onder de mensen en onder de dieren en door plunderingen door Hollandse en Oostenrijkse troepen. Op 2 juli 1747 vindt in Lafelt, niet meer dan enige .kilometers noord-west van Canne, een zware veldslag plaats tussen een Franse leger en met Oostenrijk geallieerde legers [13].
De veldslag wordt door de inwoners van Kanne vanaf de St. Pietersberg gevolgd [14]. De Fransen winnen de slag en belegeren vervolgens Maastricht. Na de slag konden de dorpelingen zich uitgebreid vergapen aan de grandeur van Lodewijk de XV, die de veldslag van korte afstand volgde, en nog enige tijd op het kasteel van Alden Biesen verbleef [15].
Door de zeer nabije ligging van Canne tov. de vestingwerken van Maastricht zullen de inwoners het zwaar voor hun kiezen hebben gekregen. Vanaf 1744 tot in 1748 worden er continu troepen in Kanne ondergebracht, op kosten van de inwoners. Tijdgenoot Mengels[ 16]

Overzicht van het slagveld en de ligging van de dorpen Eben, Emael, Canne en Wolder.
maakt uitgebreid verslag van de gebeurtenissen en de ellende voor de inwoners. Hij maakt er ook geen geheim van dat de inwoners van Kanne meer op hadden met de Fransen dan met de Hollanders en hun geallieerden. De Fransen stelden de dorpelingen, in tegenstelling tot de Hollanders, ook redelijk schadeloos voor de geleden schade.
Overlijdengegevens van Natalis zijn niet teruggevonden. Elisabeth Haeckens overleed op 83 jarige leeftijd in 1806 in Maastricht. Waarschijnlijk woonde zij daar in bij haar jongste zoon Lowie (1758) die daar een gezin had gesticht.
Dionysius, oftewel Denis Arpot was op 24 november 1771 in Kanne getrouwd met Maria Anna Traen uit St. Pietersvoeren. Hun gezin, dat twee dochters (Catharina uit 1772 en Elisabeth uit 1776) en een zoon telde, is al vroeg uit Kanne vertrokken en naar St. Pietersvoeren verhuisd. De zoon, Guillaume, is nog in 1779 in Kanne gedoopt maar in de inwonerslijst uit omstreeks 1796 is het gezin in Kanne niet meer te vinden [17]. In 1801 krijgt Catharina haar eerste kind in St. Pietersvoeren en in 1802 trouwt Elisabeth in St. Pietersvoeren. Haar ouders wonen daar ook maar Denis was waarschijnlijk niet bij de plechtigheid aanwezig.

Het tuchthuis in Vilvoorde. De eerste echte gevangenis in de Lage Landen.
Het gezin heeft dus de Franse tijd in Pietersvoeren meegemaakt. Denis was echter geen brave citoyen want hij verbleef in die periode voor totaal zo’n acht jaar in het gevang in Vilvoorde. Hij overleed in 1817 in de gevangenis op de Minderbroedersberg in Maastricht [18]. Maria Anna Traen overleed drie jaar eerder in Sint Pietersvoeren na jaren van sappelen zonder echtgenoot.
Hun zoon Guillaume overleed al in 1808 als 28-jarige vrijgezel in St. Gilles Bosch. Dit is een buurtje ten zuid-oosten van het dorp.
Catharina kreeg dus in 1801 een zoon die de naam Pieter Antoon ontving. Cathrijn was ongetrouwd moeder en kreeg in die hoedanigheid nóg drie kinderen met tussenpozen van ca. vier jaar van onbekende vaders! Dat geeft te denken! Zij overleed op 64-jarige leeftijd in St. Pietersvoeren.
Pieter Antoon moest in 1822 voor vijf jaar in Nederlandse militaire dienst. België bestond immers nog niet. Hij diende bij het reserve bataillon van de 11e afdeling infanterie. Na het afzwaaien zocht hij zijn heil, met tussenstation in Sint Pieter, in de grote stad Maastricht, dat toen nog een hermetisch gesloten vesting was. Hij trouwde daar in 1835 met Maria Joanna van Kreuen die uit Mheer afkomstig was. Deze had al een dochter van zeven jaar met een onbekende vader. Hun huwelijk begon met twee levenloos geboren kinderen. De moeder overleed al in 1843. Pieter hertrouwde in 1844 met Clara Willems uit Raar (Meerssen). Zij kregen een zoon, Hendrik in 1845, en een dochter, Margaretha, in 1848. Hendrik vertrok in 1869 naar Zutphen, waarschijnlijk voor militaire dienst.
Het gezin woonde in de Koevliegenstraat 543. Pieter was dagloner en Clara wasvrouw. Pieter overleed op 12 maart 1871.
Hendrik keerde in 1875 terug en trouwde met Anna Agnes Grond uit Raar (Meerssen). Zij woonden eerst in de Koevliegenstraat. Op dit adres werden de eerste drie

Sjeng Arpot
kleinkinderen geboren. In 1880 stierven daar twee van. In november 1880 verhuisden zij naar de 3 Emmerstraat. Daar werden nog drie kinderen geboren waarvan de jongste Leonardus (1888) de stamreeks voortzet. Zijn enige broer, Sjeng, ging in 1910 in militaire dienst en ging als kok naar Indiē. Daar overleed hij een jaar later op dertig jarige leeftijd in Magelang.
Hendrik Arpot en Anna Agnes Grond woonden op verschillende adressen in het Boschstraatkwartier, oa. in de Gubbelstraat en de 3 Emmerstraat, onder armoedige omstandigheden. Hendrik verdiende aanvankelijk de kost van 1876 tot 1886 bij de Sphinx. Later werkte hij als ijzergieter in de ijzergieterij van van Oppen en de Beaumont. Hendrik overleed in 1893 op 47-jarige leeftijd door een noodlottig ongeval op zijn werk.

Fragment uit “Ons Zuiden” van 21 september 1893. Bron Delpher
Agnes bleef met vier kinderen achter op het adres Gubbelstraat 11. Zij ging als werkvrouw op late leeftijd nog naar Luik en naar Herstal. Maar ook de beide zonen waren internationaal georiënteerd. Zowel Sjeng als Leo verdienden in hun jonge jaren de kost over de grens.
Leo is in 1888 geboren in de Hoenderstraat 516 in Maastricht. Hij was dus pas vijf jaar toen zijn vader overleed.Op zijn twintigste ging hij naar Luik om daar te werken. In 1910 keerde hij terug en trouwde op 8 oktober 1915 in Oud-Vroenhoven met Maria Ida (Riet) Broekmeulen. Hij was toen melkslijter en zij woonden op de Proosdijweg 7. De Proosdijweg was toen nog een oude landweg die de grens vormde tussen de gemeente Maastricht en de gemeente Oud-Vroenhoven en die later ingepast werd in de toen al in aanbouw zijnde modern opgezette woonwijk “Blauwdōrrep”. Kennelijk woonde Leo buiten de stad op grondgebied van de gemeente Oud-Vroenhoven. In 1920 werd deze gemeente door Maastricht geannexeerd.

Leo Arpot en Riet Broekmeulen Modebewust en “deftig”.

Het jonge gezin. “Vieve la vink !”. Carnaval 1922.
Later werd Leo sigarenmaker bij Philips Tabaksfabriek in Maastricht [19]. Deze fabriek lag slechts enige minuten lopen van zijn definitieve huisadres op de Gildenweg 55. Zijn drie dochters zouden later ook op deze fabriek werken. Leo ontsprong de dans van de Arbeitseinsatz in Duitsland door als electricien te gaan werken op de mijn Maurits in Lutterade. Na zijn pensionering bij de mijn in 1948 ging hij nog enige jaren werken bij het electrotechnisch installatiebedrijf Wishaupt (Helios) op de Wilhelminasingel in Maastricht. Leo overleed op 14 maart 1972 in verpleeghuis Calvarienberg in Maastricht waar hij opgenomen was omdat zijn vrouw daar noodgedwongen opgenomen was. Volgens zijn familie stierf hij van verdriet omdat hij, hoewel onder hetzelfde dak wonend, na het avondeten toch gescheiden werd van zijn vrouw. De nonnen waren onverbiddelijk. Riet stierf vijf jaar later.
Hun graf op het kerkhof aan de Tongerseweg in Maastricht is nog aanwezig.

Leo en Riet op “Klevarie”.
[1] DTB Eben-Emael: de allereerste vermelding betreft Johan Aerpot.
[2] DTB Eben-Emael: 13 september 1660; Latijnse tekst over het overlijden van: Arnoldes Arpot ab Emden.
[3] De molen van Neerkanne dateert al uit de 14e eeuw. Momenteel is zij onder de naam Smokkelmolen in gebruik als B&B.
[4] Archieven.nl: 21.285 Kasteel Neercanne Maastricht, 1596-1887 (1938) (RHCL)
[5] Een H. Landstichting te Nederkanne in de 17e en 18e eeuw door pastoor Jozef van Heukelom.
[6] Santiago de Compostella.
[7] Philip Willem. Hij volgde in 1662 zijn vader op.
[8] Uiteindelijk slaagden de paters erin een kloostergebouw, annex Latijnse school, te vestigen tegenover de kapel. Het complex(je) staat nu bekend als “Huize Poswick”.
[9] Lijst van woningen met hun bewoners van Kanne begonnen in 1935 door E.H. van Heukelom Jozef, pastoor te Kanne.
[10] Lijst van woningen met hun bewoners van Kanne begonnen in 1935 door E.H. van Heukelom Jozef, pastoor te Kanne.
[11] Een dragonder is een soldaat te paard. In tegenstelling tot een huzaar vecht hij echter te voet.
[12] Chronijk van het dorp Opcanne bij Maastricht, door Winand Mengels, 1740-1778, bewerkt door Victor de Stuers.
[13] De veldslag is onderdeel van de Oostenrijkse successieoorlog die acht jaar duurde en waarin de twee machtsblokken van Europa elkaar in verschillende veldslagen tegemoet traden. De Fransen bezetten korte tijd Maastricht.
[14] De veldslag, waaraan zo’n 150.000 man deelnamen had een zeer bloedige afloop. Volgens sommige auteurs bijna 11.000 gesneuvelde Fransen en 6.700 dode geallieerden. Meer dan 3.ooo paarden legden het loodje. De omwonenden schuilden in de mergelgrotten en plunderden na afloop de gesneuvelden.
[15] Tijdgenoot Mengels beschrijft in zijn chroniek hoe het gezelschap van de koning uit meer dan duizend edelen bestond die er ieder een hele hofhouding op na hielden. Hun tentenkamp was een bezienswaardigheid zonder weerga.
[16] Chronijk van het dorp Opcanne bij Maastricht, door Winand Mengels, 1740-1778, bewerkt door Victor de Stuers.
[17] In de inwonerslijst is alleen Lowy Arpot en Marie Eijcken met dochters Jenne en Anne vermeld.
[18] Detentie als straf is pas ingevoerd in de Franse tijd. Langgestraften gingen naar een tuchthuis, zoals dat in Vilvoorde. In Maastricht werd in 1804-1806 de gevangenis in het voormalige minderbroedersklooster uitgebreid met een ziekenboeg, later vrouwengevangenis. Dit witte complex is nog zichtbaar op de Patersbaan. Hier is Denis overleden. Kennelijk was hij te ziek om in Vilvoorde te verblijven.
[19] De fabriek aan de Tongerseweg werd pas in 1924 gebouwd. De productie van sigaren begon pas in 1927. Daarvòòr werd voornamelijk pruimtabak geproduceerd.