Deze reconstructie beschrijft de afkomst van Maria Clermonts (1880-1969) echtgenote van Frans Lardenoije (1881-1956).

Maria is geboren in Maastricht. Haar voorouders zijn in Maastricht terecht gekomen door de legering van Jan Clermonts uit Beek, kanonnier van het 3e batallion veldartillerie, in Maastricht. Daar vond hij in 1820 zijn bruid, Maria Elisabeth Smeets uit Haesdael, die als dienstmeid in Maastricht werkte. Jan had daarvóór als dienstplichtig soldaat in het leger van Napoleon gediend.

De voorouders van Jan waren vanuit de omgeving van Elsloo-Stein in Beek terecht gekomen.

 

Het doopregister van Elsloo begint in 1653. De eerste dopeling met de naam Clermont is Joanna Catharina dochter van Joannes (Jan) Clermont en Maria Bourguignon in 1659. In het register staat aangetekend: “origin: non habebatur an essent”. Wat ik opvat als: “oorsprong onbekend”.

Getuigen zijn Michel Clermont en Catharina Haegens. Michel Clermont zal normaal gesproken een broer van Jan zijn. Hij is in 1661 wederom getuige bij een doop in Elsloo. Hier wordt hij Clermonts genoemd.

 

Dat Jan en Michiel broers zijn wordt bevestigd door een akte van de schepenbank van Elsloo uit 1667 [1] waarin zij de aangifte en verpanding van onroerend goed bevestigen voor het hoge hof van Limbourg. In deze akte worden nog drie broers genoemd, Jacob, Alexander en Lambert. In een andere akte stellen zij in dat jaar de heer Quoitbach aan als procureur in een proces voor dit hof tegen ene Jan Sand. Omdat de vijf broers gezamenlijk optreden mogen we aannemen dat het hier gaat om een onverdeelde boedel uit de erfenis van wijlen hun vader in het hertogdom Limbourg.

 

Uit een akte uit maart 1681 [2] blijkt dat Sander (Alexander) Clermon gedeeld onroerend goed bezit, waaronder een huis in Catsop [3], dat hij verkoopt aan zijn broer Michiel. En uit het begrafenisregister van Stein blijkt dat hun broer Lambert in 1711 als vrijgezel overlijdt in zijn huis in Catsop. Kennelijk woonden dus verschillende broers Clermonts in dat huis met hof en weide in Catsop. De vermoedelijke vader van de vijf broers is ene Nicolaas Clermont. Deze koopt namelijk in 1654 een weide van anderhalve morgen met moeshof aan de Heerenstraat in Catsop [4]. In een akte uit 1659 [5] zien we Nicolaas vermeld worden als reingenoot [6] van een huis in Catsop dat verkocht wordt. Bevreemdend is dat in deze transactie Nicolaas nogmaals genoemd wordt maar dan als eigenaar van een “weerdeijl” oftewel wederdeijling [7]. Dit kan twee gevallen impliceren:

  1. Nicolaas is niet de eerste Clermont in Catsop;
  2. Nicolaas heeft een vrouw in Catsop gevonden die een erfenis met onroerend goed in het huwelijk heeft ingebracht;

Ik opteer voor mogelijkheid twee.

 

In het pachtregister van de heer van Elsloo uit 1664 zien we dat de erfgenamen van Nicolaas beschikten over twee huizen en hoeven in Catsop waarvoor zij erfpacht verschuldigd waren ter waarde van twee vaten rogge aan Nicolas graaf d’Arberg de Valengin.

 

Catsop is een gehucht (ten zuiden) van Elsloo dat is ontstaan rond een laathof. Er worden drie kernen onderscheiden: den Dries, het Einde en de Daalstraat. Juridisch viel Catsop onder de schepenbank van Elsloo en kerkelijk onder de parochie van de H. Augustinus in Elsloo.

 

In december 1681 draagt Michiel Cleermont zijn filiale portie (erfdeel dat de kinderen toekomt) gelegen op gen Freuter aan Lambert Cleermont 8]. Gen Freuter is de Nederlandstalige naam voor Froidthier, een dorp bij Clermont sur Berwinne.

Michiel overlijdt in 1689 in Elsloo.

 

Clermont viel juridisch onder de bank van Herve in het hertogdom Limbourg. Het dorp had een eigen kerk met als parochienaam Sint Jacob de Meerdere.

 

In het gichtregister van Elsloo vinden we een akte uit 1682 [9] waarin Maria Bourguignon, weduwe van Jan Clermont, haar zwager Lambert Clermont aanstelt als momboir van haar en haar kinderen in de afhandeling van juridische zaken betreffende onroerend goed in Froidthier voor het hof van Clermont (Thimister). Het betreft het vierde deel van onroerend goed, dus kennelijk de afhandeling van een erfenis.

 

Het is nu wel zeer aannemelijk dat Nicolaas met zijn gezin vanuit de omgeving van Clermont in het tweede kwart van de 17e eeuw naar Catsop is verhuisd. De afstand tussen Clermont en Catsop is 40 km en is nog net in één etmaal te belopen. Voor de verhuizing van een boerenbedrijf (pachter) met ossenwagens zullen meerdere reisdagen nodig zijn. Het is ook denkbaar dat de verhuizing in twee etappes heeft plaatsgevonden met tussenstation Maastricht waar zich al een kolonie vanuit Clermont bevond.

 

Zoon Jan blijkt overigens al direct in zijn nieuwe omgeving op vrijersvoeten te zijn geweest want in 1649 wordt er in Beek een Nicolaas gedoopt als onwettige zoon van Joannes Clermont en Anna Petrus Jaspers, dochter of zus van Joannes Petrus Jasparis. Maria, dochter van opa Nicolaas Clermondt, is meter van de dopeling. Een jaar eerder is Nicolaas peter bij de doop van een dochter van Joannes Petrus Jasparus.

 

Nicolaas, en ook Jan, kan in een geboorteplaats Clermont overigens best een andere naam gehad hebben.

Bourguignon blijkt in ieder geval een inheemse Clermontse familie te zijn. Soms geschreven als alias: le Bourguignon oftewel de Bourgondier. Een trouwakte is nog niet gevonden.

 

In 1685 overlijdt in Elsloo een Matthias de Clermont. Aangezien hij in de hiervoor genoemde akten niet wordt genoemd als zoon van Nicolaas is hij mogelijk een broer van Nicolaas.

 

Terug naar het doopregister van Elsloo.

In 1663 wordt de tweede dochter, Anna, van Jan en Maria gedoopt. Getuigen zijn nu Jacobus Clermont en Petronilla Hendrix. Deze Petronilla is de echtgenote van Leonardus Massin. Zij overlijdt in 1684 in Elsloo. Op de naam Massin komen we zo dadelijk terug.

Het jaar daarop wordt Michiel Clermont vader van een zoon met de naam Nicolaas. De moeder is Maria Thijssen. In de doopregistratie ontbreekt de aantekening over de onbekende afkomst die we bij zijn broer zagen.

 

In 1666 wordt een Nicolaas Clermont gedoopt die een natuurlijke zoon is van Alexander de Clermont en Maria Biesmans. Wat er van deze Nicolaas terecht is gekomen is niet met zekerheid bekend. Alexander trouwde in 1669 in Echt en kreeg daar nog twee kinderen. Het is denkbaar dat de buitenechtelijke zoon Nicolaas mee naar Echt is gegaan. In dat geval is hij waarschijnlijk identiek met de in 1701 in Echt vermoorde Nicolaas Clermonts.

 

Vervolgens zien we in 1667 de doop van een Nicolaas Clermont, zoon van Joannes en Maria. Getuige is onder andere de eerwaarde heer Antonius Monseur, kapelaan van de kasteelheer graaf Nicolas d’Arberg et Vallangin. Er zijn dus drie kleinkinderen met de naam Nicolaas. Dit bevestigt de veronderstelling dat Nicolaas de vader is van de vijf gebroeders Clermonts.

 

In 1661 breidt deze Nicolaas in Elsloo zijn grondbezit uit met een halve morgen, grenzend aan zijn eerdere aankoop. Uit de akte [10] blijkt de naam van zijn echtgenote Jenne te zijn en dat zij kinderen hebben.

In 1662 wordt Nicolaas nog genoemd als rijngenoot van een weide op Catsop [11].

Nicolaas is dus overleden tussen 1662 en 1664.

 

De familie nam waarschijnlijk al direct na vestiging (dit moet dus vóór 1649 zijn) een vooraanstaande positie in want Lambert wordt in 1658 als getuige opgevoerd in een geschil betreffende de rechten van de heer Nicolaas graaf van Vallangin en Arberg. Een zoon en een kleinzoon van Michael brachten het tot schepen in Echt, resp. Stein. De bewuste zoon, Hendrick was als jonge man al peijborgermeester in Echt en moet dus in goeden doen geweest zijn. Zijn status zal hij mede te danken hebben gehad aan zijn huwelijk met een patriciërsdochter maar dat neemt niet weg dat hij ook zelf van goede komaf moet zijn geweest.

 

Het ouderlijk huis in Catsop wordt in 1716 door de erfgenamen Clermonts, verkocht. Uit de verkoopakte [12] blijkt dat de familie zich dan al flink heeft uitgebreid, zowel numeriek als ook geografisch.

 

Jan koopt in 1668 een huis en hof in de vrijbaanderij van Stein [13] op een halve morgen grond. Dit huis was gelegen in Kleine Meers. Dit is een gehucht van Stein westelijk van Stein gelegen aan de Maas. Over Jan en Kleine Meers volgt later meer.

 

In een opsomming van ingezetenen van Kleine Meers uit 1659 [14] in zake de arbitrage in een geschil met de heer worden nog geen Clermonts genoemd.

 

Michiel duikt ook op in Stein. Zijn kleinkinderen worden in Echt geboren (uit Hendricus en Joanna van Eijll) en in Stein (uit Nicolaas en Joanna Aerts). Ook Lambert vinden we terug in Stein.

 

Jacobus vinden we terug in Bingelrade en Alexander in Echt.

 

Al in de 16e eeuw woonden er in Maastricht Clermonts, met name in de Catharina parochie. Waarschijnlijk komen deze eerste Clermonts uit Duitstalig gebied, zoals de latere stichters van de textielindustrie in Vaals.

In het burgerboek van Maastricht (toelatingen tot de gilden) zijn echter geen Clermonts te vinden.

 

Vanaf begin 17e eeuw begint er een Franstalige wind te waaien bij de dopen van Clermont telgen.

In 1632 wordt in de Catharina kerk Petronilla Cleermont, dochter van Egidius Cleermont en Maria Thijri gedoopt. Aegidius komen we ook al in 1628 tegen als doopgetuige in de St. Martinus parochie (Wijck). Petronilla trouwt later met Johannes van Oensel en die persoon komen we weer tegen als peter bij de doop van Cornelia van Clermont, dochter van Nicolaas Clermont en Anna NN in de St. Martinuskerk in Maastricht. Het is dus aannemelijk dat deze Nicolaas en Petronilla broer en zus zijn en Aegidius dus hun vader.

 

In 1656 wordt Aegidius Clermont gedoopt, zoon van Nicolaas Clermont en Anna waarbij de peter naar de naam Massin van Froidthier luistert. Deze persoon werd in 1656 door het Brabants hooggerecht toegelaten tot het cremersambacht in Maastricht en was bij meerdere dopen van kinderen van Nicolaas getuige evenals zijn echtgenote Marie du Fosse. Beiden waren afkomstig uit Clermont en in 1638 gehuwd in Thimister. Van een familieband van deze Massin met de Clermonts is niet gebleken. Frappant is echter dat we de naam Massin (Jacob) ook al tegenkomen als koper van verschillende stukken grond in Elsloo, onder andere in het jaar 1640 in Catsop. Massin de Froidthier had inderdaad een broer Jacques (Jacobus). Gezien de hechte relatie tussen Nicolaas en Massin mogen we aannemen dat ook Nicolaas uit Clermont of Froidhtier afkomstig was.

In 1666 ontving een zoon van Nicolaas en Anna ook weer de naam Nicolaas.

 

Het is duidelijk dat zich in het midden van de 17e eeuw in de st. Martinus parochie een gemeenschap bevond met de bindende factor “Froidthier”. Hiertoe behoorden de (Franstalige) families (de) Clermont, Massin(g), (du) Fossé, (du) Froidthier of Freuter, Bourguignon en Ruelle (Reul).

Illustratief is de doop van Catharina Ruel in 1665 met als peter en meter Nicolaus de Clermont en Catharina Freuthierre.

Of Caspar Reul met doopgetuigen Vilevoije en Petronella du Froidthijre (Clermont ?).

 

Op grond van het bovenstaande is het goed denkbaar dat de Nicolaas in Elsloo een broer is van de Aegidius in Maastricht. In dat geval is hij niet de vader van de gebroeders die we in Elsloo aantreffen. Wellicht is de nog niet geïdentificeerde Matthias Clermont een broer van Nicolaas en de vader van de broers. In ieder geval lijkt het duidelijk dat er een verband is tussen de familie in Maastricht en in Elsloo. De connectie is Froidthier.

 

 

[1] Franstalige schepenbank akte; de namen worden geschreven als Clermont.

[2] RHCL 01.177 57, fol.55.

[3] De akte omschrijft de ligging als volgt: “regenoet aen een sijde Meiken Booriens aen d’ander sijde Thijs Leenens vuijtschietende op de gemeine straete”. Het goed is cijnsplichtig aan de heer van Elsloo voor de waarde van een vat rogge.

[4] RHCL 01.177 55, fol.171. De naburen zijn: Mayken Boven en Lysken Vreen.

[5] RHCL 01.177 55, fol.227.

[6] Eigenaar van een aanpalend perceel.

[7] Onverdeelde boedel van een erfenis.

[8] RHCL 01.177 57, fol.64.

[9] RHCL 01.177 57, fol.85.

[10] RHCL 01.177 55, fol.266.

[11] RHCL 01.177 55, fol.294.

[12] RHCL 01.177 62, fol. 85.

[13] RHCL 01.185 41, fol.22.

[14] RHCL 01.177 55, fol.232.