De onbetwist eerste Lardinois in Noorbeek was Jan, toentertijd Lardinoij genoemd. Vrijwel zeker was hij afkomstig uit de omgeving van Herve. Mogelijk is hij als jongeman in de leer gegaan bij Willem Bues die als smid in ’s Gravenvoeren (en/of Ulvelt [1]) werkzaam was. In een akte van deling op naam van jonker Hendrick Meuter worden Willem Busch en Jan Lardinoij gezamenlijk als schuldenaar genoemd [2].

Ferraris-kaart met Noorbeek, Bergenhuizen, ’t Crutz, Scheij en Vroelen.

Jan Lardinoij trouwde met de oudste dochter van Willem Bues, Maria [3]. Met haar kreeg hij drie kinderen, Willem (ca. 1620), Hubert (ca. 1624) en Anna (ca. 1626).

 

De familie Bues verbleef al generaties lang in ’s Gravenvoeren en omgeving. De ouders van Willem waren Ernen (Arnoldus) Bues en Margaretha Pleumeeckers alias Smeets. Ernen was de smid van ’s Gravenvoeren. Regelmatig werden leden van de familie Bues aangeduid met de naam Smets of Smeets [4]. Dat gold ook voor de echtgenotes want de vader van Margaretha was Wijntgen Pluemeeckers van Veurs [5].

In 1539 treffen we al een Willem Bues aan in het gichtregister van Noorbeek [6] als hij een morgen land verwerft en in 1540 draagt Sijme Peter Thoenije een morgen [7] land aan de Schijnerlijngerwech [8] aan deze Willem over [9]. Ook deze Willem was smid en waarschijnlijk is hij de vader van Ernen.

We zien in 1555 en in 1575 een “Wilhem Smijt” van Noorbeek genoemd [10]. Waarschijnlijk synoniem met Bues. In 1577 wordt een “Jan den Smijt” op ’t Cruts genoemd [11]. Dit zou ook een Jan Bues kunnen zijn. In 1594 doet “Ernen der Smijt” een landruil van verschillende stukken grond gelegen tussen Noorbeek en Voeren [12] . Dit zou Ernen Bues kunnen zijn.

Willem Bues, de vader van Meicken en Catharina, kreeg in 1623 een zoon die ook de naam Willem kreeg. We kunnen dus drie generaties Willem Bues onderscheiden. Een kleinzoon van  Willem Bues (de vader van Meicken) werd onder de naam Jan Smeets (zoon van Henri Bues, alias Hein Smeets) eigenaar van de herberg die tegenwoordig als In den Vogelstruijs aan het Vrijthof in Maastricht bekend is.

In deel E wordt meer aandacht besteed aan de familie Bues.

 

De eerste vermelding van Jan Lardenoij in de gichtregisters van Noorbeek is van 1615 [13]. Hij wordt hierin Johan Lardenoe met de toevoeging Smet genoemd. Hij is dan kennelijk al zelfstandig smid.

De eerste vermelding in de gichtregisters in 1615 van Jan Lardenoij als smid.

De akte betreft de overdracht van de helft van twee stukken grond [14] door zijn zwager Philippus Philippens uit Margraten die getrouwd was met een zus van Maria Bues, Catharina Bues [15]. Dit bezit kwam uit de nalatenschap van Willem Bues [16]. Het is waarschijnlijk dat Jan Lardinoij via Maria Bues al de andere helft bezat van, wat wij vermoeden, een huis met smidse aan de huidige Vroelenstraat ter hoogte van het huidige huisnummer 11. De koopprijs is overigens pas in 1624 voldaan [17]. We mogen aannemen dat Jan in 1615 al getrouwd was. De geboortedatum van Jan zal dan ruimschoots vòòr 1600 liggen. Aangezien de naam Lardenoij geen vroegere vermelding in Noorbeek en omstreken kent, gaan we er van uit dat hij elders geboren is.

Het is echter vreemd dat in de akte bij de naam van Jan zijn herkomst niet wordt vermeld, hetgeen wel gebruikelijk was bij iemand die zich recent had gevestigd. Dat doet vermoeden dat Jan wellicht al langere tijd in Noorbeek verbleef. In de schatcedule over de beden van 1593 en 1594 [18] is hij echter nog niet vermeld.

 

Dan blijft het lang stil rond Jan Lardinoij tot in 1622 een overdracht plaatsvindt tussen Kerst Timmermans en Jan [19]. Het betreft een erfwissel van een weide van ongeveer een morgen gelegen “boven in het dorp achter de Smidt” [20] tegen een jaarlijkse rente die Jan heeft op de goederen van Pijron Hubert tot Bolland. Dit geeft een eerste aanwijzing voor de herkomst van Jan. Hierop is door Jean Pierre de Warrimont door geëxerceerd met als resultaat de vermoedelijke voorouders van Jan in het dorp Bolland bij Herve in het Luikerland. Het betreft vader en zoon Johan Lardinois de Bolland met grootvader Linart. Johan Lardinois de Bolland trouwde omstreeks 1567 met een Franceu de Manaihan.

In 1590 zien we voor het hof van Herve een regeling vastgelegd tussen Pierot Hubert de Maneahan en zijn moeder [21]. Er ligt dus meer dan waarschijnlijk een familierelatie tussen Jan in Noorbeek en Johan junior in Bolland.

 

Onze Jan is waarschijnlijk alleen als jongeman vanuit Bolland naar Noorbeek verhuisd. Gezien de eerder genoemde akte uit 1615 ligt zijn geboortejaar in ieder geval vòòr het jaar 1597.  Onze Jan zou dus een nakomertje van het in vorig hoofdstuk genoemd echtpaar in Herve kunnen zijn.

Helaas start het doopregister in Bolland pas in 1640 en in Herve in 1612. In Herve (Saint Jean Baptiste) vinden we in 1640 de doop van Guillaume, zoon van Jean Lardinois en Marguerite Franck. Deze Jean zou een neef van Jan in Noorbeek kunnen zijn. Dat hij een zoon heeft die Willem heet past bij de namen in Noorbeek. Beter aansluitende data in de periode tot 1650 vinden we helaas niet in de parochieregisters van Herve en Bolland.

 

De Schimmelliggerweg anno 2025 slingert zich door het heuvelland ten zuiden van Noorbeek, onveranderd zoals de Schijnerlijngerwech eeuwen eerder.

In 1624 komt Jan onder de naam Lardinoix voor in de “Liste van die gheenighe die tot nu toe betaelt hebben den chinns ende capuynen toebehoerende het Eerweerdich Capittel van St Lambert tot Luyck” [22]. Waarschijnlijk heeft dit betrekking op goederen die hij uit hoofde van zijn huwelijk van Willem Bues heeft verkregen.

 

In hetzelfde jaar verwerft (erfkoop) Jan elf roeden akkerland aan de Schijnerlingenweg [23] van Peter Aussems van Scheij [24]. De koopprijs wordt deels verrekend met rente die Aussems aan Jan en aan Peter Krijns [25] verschuldigd is en blijft voor 60 gulden verschuldigd. In 1634 loste Jan de schuld af [26]. De aflossing doet Jan door betaling aan Willem Smeets die de schuld in 1626 had overgenomen [27]. De vraag is of dit een zwager (zoon van Willem Bues, alias Smeets) is. Onderzoek naar de in veel aktes aangehaalde Willem Smeets uit Noorbeek moet dit nog uitwijzen.

 

In 1627 blijkt Jan ook grond te bezitten in de Langenacker onder Bergenhuizen [28].

Rond dat jaar verpanden verschillende vooraanstaande inwoners van Noorbeek hun huis en ander onroerend goed aan de landscommandeur van de Duitse Orde uit Alden Biesen om verschillende sommen geld op te nemen. We zien op 30 november 1627 Mees Lemlin uit Noorbeek en Jan Hensen uit Scheij, op 2 januari 1628 Gerardt Nijs van Vroelen en op 7 januari 1628 Jan Allelein van Noorbeek en Gylis Gabriel van Noorbeek. Dit zijn allemaal zelfstandige boeren en vermoedelijk hebben de leningen te maken met retributies van vreemde troepen. Jan Lardinoij wordt niet genoemd en heeft dus mogelijk voldoende vermogen om zijn aandeel uit eigen middelen te kunnen voldoen.

 

Een landtelling uit 1628 [29] laat zien dat Jan, naast huis en hof, over meerdere percelen in Noorbeek beschikt. Het huis stond op 8 grote en 3 ½ klein roeden land en aanliggend een weide van ruim een morgen. Alles bij elkaar 13 groot en 11,5 klein roeden aan weiden en 25,5 groot roeden bouwland [30]. Daar stonden afdrachten tegenover van 4 vaten rogge aan Jan Schoenbroet, zes vaten spelt aan Peter Cremers, twee kapoenen aan de laathof van Scheij en twee vaten haver aan het convent van Hoog Cruts. Deze telling brengt ons op de veronderstelling dat Jan de smederij verkreeg uit de nalatenschap van Willem Bues en dat hij zijn domein uitbreidde met een weide van een morgen [31]. In 1630 zien we dat Jan ook grond bezit boven de Schijnerlingenweg op “Opt groet Stuck” [32].

 

In 1633 verkoopt Jan een jaarlijks recht op zeven vaten rogge dat hij geërfd heeft van zijn schoonvader aan Jan Allelein [33]. De waarde bedroeg 48 gulden. En in 1634, het jaar waarin de veepest Noorbeek treft, lost hij nog een schuld af [34].

 

Jan overleed rond 1639. We komen zijn naam echter nog in 1640 tegen in grondlijsten van het klooster Op ’t Cruts. Zijn grondbezit wordt als volgt beschreven:

“Jan helt huijs ende hoff tot Norbeck groet sijnde 8 groet ende 3 ½ cleen roeden reg. ter eenre Peter Krijns ende ter ander sijden Trijn Hansen

Noch eenen morgen ende acht cleen roeden weijen daeraen gelegen reg. de voerschreven Trijn ende eerstgenoemde Peter Aussems

Item 2 morgen lants gelegen boeven de Hueghden langs den wech reg. onder langs Kerst Timmermans

Noch 11 groet roeden lants gelegen op Schijnerlingen wech reg. ter eenre Geerken Nijst ende ter ander sijden Peter Hensen

Noch aenden berch inden Langenacker seven groet roeden lants reg. ter eenre Thijs Heijnen ende ter ander sijden Geet Boijer”

Totaal 13 grote roeden en 11 ½ kleine roeden aan weiden en 25 ½ grote roeden akkerland.

Op dit onroerend goed was Jan jaarlijks verschuldigd:

Vier vaten rogge aan Jan Schoenbroet

Zes vaten spelt aan Peter Cremers

Twee kapoenen aan de laathof van Scheij en

Twee vaten haver aan het convent Op ’t Crutz.

De hiervoor genoemde Peter Krijns komt van Voeren en heeft naast het erf van Jan ruim 1 ½ morgen weiland “aan de Smidt” met als andere buur Ernen Gijlis. Deze Ernen Gijlis woont boven in het dorp (Bovenstraat/Vroelenstraat) en volgens zijn grondbeschrijving heeft Jan Lardinoij aanpalend land. In de bijlage “Toponiem Achter de Smid” wordt hier nader op in gegaan.

Fragment van een goederenbeschrijving van Meicken in de smidt (Bues) uit 1639. De morgen weide ”opte Hueghde” ligt tegenover de vermoede smidse ter plaatse van het huidige adres Vroelenstraat 11.

In oktober 1639 verkopen Meicken, haar zwager Philippus Philippens uit Margraten en broer Wijnen Bues uit Voeren mede namens overige erfgenamen (de kinderen van Willem Bues), een stuk land van dertien grote roeden in Mheer [35]. Jan Bues is dan dus overleden. De familie Bues had zijn grondgebied over meerdere dorpen verspreid liggen, oa. in ’s Gravenvoeren, Mheer, Noorbeek en zelfs onder Gulpen. Jan Lardinoij had zich dus een slechter huwelijk kunnen kiezen maar heeft daar helaas maar kort van mogen genieten.

 

Zijn vrouw Meicken Bues hertrouwde in 1641 met Joannes Aussems [36]. Willem is dan nog minderjarig. Waarschijnlijk heeft Jan Aussems de werkzaamheden als smid voortgezet.

In de akte van huwelijkse voorwaarden [37] staat beschreven dat zoon Willem samen met Jan de smidse gedurende drie jaar zal voortzetten. Daarna kunnen de erfgenamen vrijelijk over de nalatenschap beschikken.

Dat Jan slechts twee zonen had staat onomstotelijk vast. Toch duiken er nog wat Lardenoijes op die wij niet bij de nakomelingen van Jan kunnen plaatsen.

 

In een akte in het schepenarchief van ’s Gravenvoeren in 1662 wordt een grondoverdracht vastgelegd onder Noorbeek ten behoeve van een Thomas Lardinoij die aangeduid wordt als jonkman, dwz. als ongehuwd. De enige dan levende Thomas onder de nakomelingen van Jan is de zoon van Willem die dan echter pas zeven jaar is. Van Willem is het zeker dat hij geen broer heeft met de naam Thomas. Dat zou betekenen dat Jan niet de enige nieuwkomer met de naam Lardinoij is maar dat hij misschien vergezeld was van een jongere broer met de naam Thomas. Gezien zijn vrijgezellen status komt hij niet voor in het kerkregister van Noorbeek of Voeren.

Maar daar blijft het niet bij. In de 17e eeuw treffen we verder buiten de bewezen genealogie aan : Wolter Laerdenoij in 1644 als peter bij de doop van Simon Bartholomeus, Math Lardinoije in 1658 als doopgetuige in Noorbeek, Claudius Franciscus in 1674 in Mheer, Maria Lardenoij in 1666 als doopgetuige bij een kind van een zus van Gertrudis Teneij en Maria Lardenoeijs in 1684 als meter van een dochter van Jan Lardinoij en Catharina Aussems in Noorbeek.

 

Tenslotte kan nog vermeld worden dat in Maastricht resp. Sint Pieter een Ludovicus Lardinoij opduikt als doop- en huwelijksgetuige in 1661 resp. in 1666. In beide gevallen betreft het Franstalige huwelijken. Deze persoon kunnen we voor wat de afkomst van Jan Lardinoij betreft buiten beschouwing laten evenals een Jacobus Lardenois die in 1682 in Stevensweert (vestingstad met veel Waalse inwoners) opduikt.

 

De afkomst uit Bolland en omgeving Herve lijkt erg aannemelijk gezien het grondbezit van Jan in Bolland. Ook de doop van Guillaume, zoon van Jean, steunt deze aanname. Toch is enige twijfel op zijn plaats. De Jannen uit Bolland zijn niet goed direct te koppelen aan de Jan in Noorbeek. De naam Leonardus (Linart) komt niet voor in de eerste generaties na Jan.

Jan moet niet armlastig zijn geweest, gezien zijn snelle start in Noorbeek. Zijn zoon Willem moet bovendien een goede opleiding hebben genoten (Hoog-Cruts of Op’t Cruts ? [38]) gezien het feit dat hij als een van de weinige geërfden in Noorbeek zijn naam kon schrijven en dat ook nog eens in schoonschrift. De vader van Jan moet dus wel uit een gegoede familie komen en Jan heeft zijn erfenis te gelde gemaakt om een nieuw bestaan op te bouwen in het noorden zoals zo velen uit de streek van Herve met hem.

 

De in dit hoofdstuk beschreven generatie heeft geleefd in een periode die gekenmerkt wordt door de strijd tussen de oorspronkelijke soeverein over de Landen van Overmaze, de koning van Spanje, en de Staten-Generaal in den Haag als regering van de jonge republiek der Verenigde Nederlanden. Van 1609 tot 1621 (Twaalfjarig bestand) was het redelijk rustig. Waarschijnlijk is Jan in deze periode naar het noorden(Voeren of Noorbeek) getrokken.

Dalem, een van de Landen van Overmaze. Boven in de kaart Noorbeek.

Noorbeek behoorde oorspronkelijk tot het Land van Dalhem, een van de drie Landen van Overmaze, wat een bestuurlijke eenheid vormde met het Hertogdom Limburg. Van 1598 tot 1621 vielen Limburg en de Landen van Overmaze onder Oostenrijks bestuur in de persoon van Albertus van Oostenrijk, schoonzoon van Philips II. Bij gelegenheid van de begrafenis van Albertus in 1621 in Brussel werd een vijftal schutten uit Noorbeek opgetrommeld om de gouverneur van Limburg naar Brussel te begeleiden.

In 1626 werden de heerlijke rechten over Noorbeek door de Spaanse koning uit geldnood verkocht.

De 80 jarige oorlog ging niet ongemerkt aan Noorbeek voorbij. In 1568 werd de kerk door soldaten van de prins van Oranje geplunderd. Ook al werd er niet in de onmiddellijke nabijheid slag geleverd, de overlast door voorbij trekkende legeronderdelen en inkwartieringen was een zware belasting voor de inwoners.

In augustus 1632 verovert Frederik Hendrik Maastricht. Enige weken later zijn de hoofdstadjes van de Landen van Overmaze aan de beurt. Het platteland wordt zwaar geplunderd en gebrandschat. De kerk van ’s Gravenvoeren door Hollandse soldaten geplunderd.  De Staten-Generaal waren kennelijk niet echt geïnteresseerd in de Landen van Overmaze en als Frederik Hendrik een jaar later naar het noorden trekt, nemen de Spanjaarden de Landen van Overmaze en Limburg aan de Vesdre weer over.

Vroelenstraat 11. Deze bouw dateert uit 1780. Inmiddels heeft het een ingrijpende renovatie ondergaan.

 

[1] Ulvend is een gehucht op de grens tussen de heerlijkheden Noorbeek en ’s Gravenvoeren. Meer precies; tussen het gehucht Vroelen van Noorbeek en het dorp St. Martensvoeren.

[2] RHCL 01.075 3463 verzameling akten van scheiding en deling van nalatenschappen van de schepenbank Noorbeek.

[3] RHCL 01.075 3285 fol. 127: “Op huijden den 19den octob 1639 comparerunt voor scholtis ende schepenen der Banck van Mher Matthijs Aussems, man ende momboir van Marie Perboem, item Meicken Bues, weduwe van wijlen Jan Lardinoij, Philip Philippens, man ende momboir van Catrijn Bues ende Wijnen Bues van Vouren, hem mede sterckmaeckende ende spreckende voor sijne mede consorten erffgenaemen van Willem Bues van Vouren die welcke tzamenderhant hebben getransporteert ende oevergedraegen in rechts handen een stuck lants groet sijnde darthien groet roeden gelegen opte lange streecke, regt. ter sonnen opganck d’erven van wijlen Peter Cerfontain ende ten onderganck d’erven van den [] heere alhijr ende sulix hebben sij alsoe gedaen tot oirbaer ende proffijt van Jan Plumekers, gerichtsboede alhijr voor de somme van een hondert ende vijffentwintich gulden bb die sij bekennen daervor ontfangen te hebben boven een vaet spelten iaers darop geldende aende kercke alhijr dat ten laste van de voors. gelder blijft, voerder seggen sij ’t selve lant los ende vrij toe onder obligatie van hunne persoenen ende goederen alwaer die gelegen sijn, Godts [] III stvs ende lycops recht; ende is te weeten dat den voors. Matthijs Aussems alleen hijrbinnen transporteert de hellicht van vierdehalff groet roeden die Peter Krijns zaeliger gegolden hadde diewelke met de voors. pacht oeck niet belast en sijn ende de merest en gaet hem niet aen, ende overmits dijen is Jan Plumeckers alsoe daermede beleent, worde ’t selve lant beschodt [ ] hij ene schade daervan hadde, soe sal hij hebben interest bijde hooftsomme naer advenant vanden tijt”.

[4] De naam Smeets of Smets en varianten daarop worden vaak gegeven aan kinderen van iemand met het beroep van smid. Dat zien we bij Pleumekers en ook bij Bues. Deze laatste naam is in de loop van de 17e eeuw vrijwel helemaal vervangen door Smeets. Dit leidt tot verwarring met familieleden Smeets in Noorbeek die al in de 16e eeuw voorkomen. In 1770 zien we in een register betreffende de kerk van Noorbeek wel nog een Willem Beus vermeld staan.

[5] Genachtijnghen dach gehalden desen 19 de octobris 1623

Compareerde in persoen vor ons meijer ende laeten van Joncker Gulpens laethoff vor Sint Lambrechts  Laethoff vor Mars ende Berge, Margareta Smeets, achtergelaeten weduwe van Ernen Buess, die aeldochter van Wijntgen Pluemeeckers van Veurse, heeft versocht te relenteren  alle alsulcke goederen, landt, landt waeze, rijnten ende chijnsen die haer aengestorven sundt doer die aefflijvicheijt van Berbken ende Heijleken, die dochteren van Lutgen Draettrecktesse, die welke voer soo veel vor ons moveren mogen, haer veleendt sunt.

Den achtervolgende op dach ende datum voirs. versuecht die voirs. Margareta leer om te moegen doen desisteren die gebruijckers der voirnoemde goederen die voir ons moghen resorteren van possessie, hetwelcke haer is geaccordeert.

[6] RHCL 01.075 3464 fol. 66: Akten van overdracht van diverse laathoven in Noorbeek, Weerst en Mheer.

[7] In Noorbeek (naar het recht van het st. Lambertus kapittel in Luik) gold: een morgen is 5 grote roeden; een grote roede is 20 kleine roeden; een bunder is 4 morgen.

[8] De Schijnerlijngerwech wordt voortdurend verbasterd en heet tegenwoordig Schimmeliggerweg. Ze loopt van de Vroelenstraat in het westen , net buiten de bebouwde kom, zuidelijk van Scheij door naar het oosten om uiteindelijk bij Schilberg uit te komen. Westelijk van het begin ligt het Busselke.

[9] RHCL 01.075 3464 fol. 70: Akten van overdracht van diverse laathoven in Noorbeek, Weerst en Mheer.

[10] RHCL 01.075 3465 pag. 6: Guedeboeck der hoven Norbeck ende Scheije.

[11] RHCL 01.075 3465 pag. 22: Guedeboeck der hoven Norbeck ende Scheije.

[12] RHCL 01.075 3465 pag. 107; Guedeboeck der hoven Norbeck ende Scheije.

[13] RHCL 01.075 3466 fol. 11; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[14] RHVL 01.175 3466 fol. 11. Het eerste stuk vijf grote roeden “Op den Hoogden”, rijgenoot oost pastoorsland en west de erfgenamen van Willem Hensen ? Op de Heugden is een hoger gelegen gebied zuid-west van het gehucht Vroelen. Tegenwoordig wijngaard.

Het tweede stuk zeven grote roeden aan de Stenenberg ?

[15] Hun vader was Willem Bues, smid.

[16] RHCL 01.075 3466 fol. 292; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[17] RHCL 01.075 3466 fol. 119; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[18] Bijdragen van de inwoners voor het onderhoud van legertroepen.

[19] RHCL 01.075 3466 fol. 78; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[20] Dit toponiem heeft betrekking op het land direct ten oosten van de huizen aan de weg naar het gehucht Vroelen, boven de Schijnelingenweg (Schimmeliggerweg). Het toponiem treffen we al in 1555 aan (RHCL 01.075 3464 fol.90). Kennelijk lag hier toen al een smidse, wellicht van Willem Bues. Het zou kunnen gaan om perceel 489 tot 492 op de minuutplan, sectie A, blad 014. Volgens de OAT was de eigenaresse toen Christiaan Henssen, zoon van Maria Barbara Lardinois (1773-1858) die een nazaat was van Jan (zesde generatie). Samen met het daarachterliggende perceel 513 dat van haar broer Pieter Lardinois was, bedroeg de oppervlakte ca. een hectare oftewel een morgen. De huidige woning, Vroelenstraat 11, is in 1780 gebouwd als boerderij en is nu een recent gerestaureerd rijksmonument.

[21] AEL Cour de Herve (ban), reg.31, f.402r

[22] RHCL 01.075 3597

[23] RHCL 01.075 3466 fol. 119; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[24] Waarschijnlijk buurman van Jan en Meicken.

[25] De relatie tussen Jan Lardinoij en Peter Krijns is onduidelijk. We komen Peter Krijns weer tegen in 1628 en in 1639 als de erfgenamen van Willem Bues een stuk land onder Mheer verkopen. Vermoedelijk was Peter aldaar pachter van Jan en zij waren in ieder geval ook buren in Noorbeek.

[26] RHCL 01.075 3466 fol. 297 en 300; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[27] RHCL 01.075 3466 fol. 134; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

RHCL 01.075 3466 fol. 178; Guedeboeck der banck van Noorbeeck.

[28] Dit zou de onder noot 20 bedoelde locatie aan de Vroelenstraat moeten zijn.

[29] RHCL 14.D057 830 Klooster Hoogcrutz, memorie betreffende de omvang van de goederen der ingezetenen van Noorbeek, 1628

[30] Naast het huis ligt land van Peter Krijns van Voeren en aan de andere kant Trijnen Hansen (of Henssen). De weide grenst aan Trijnen Hansen en aan Peter Aussems.

[31] Het zou kunnen gaan om perceel 489 tot 492 op de minuutplan, sectie A, blad 014. Volgens de OAT was de eigenaresse toen Christiaan Henssen, zoon van Maria Barbara Lardinois (1773-1858) die een nazaat was van Jan (zesde generatie). Samen met het daarachterliggende perceel 513 dat van haar broer Pieter Lardinois was, bedroeg de oppervlakte ca. een hectare oftewel een morgen. De huidige woning, Vroelenstraat 11, is in 1780 gebouwd als boerderij en is nu een recent gerestaureerd rijksmonument.

[32] Dit is een toponiem voor een akkergebied tussen Scheij en Op ‘t Crutz.

[33] RHCL 01.075 3466 fol. 292

[34] RHCL 01.075 3466 fol. 297

[35] RHCL 01.075 3285 fol. 111; Gerichts Guedeboeck tot Mheer.

[36] RHCL 14.D057 841 archief Tewis Coelen: contract van huwelijkse voorwaarden: Jan Aussems belooft na de consommatie van het huwelijk aan de drie kinderen van Meicken Smidt, weduwe van Jan Lardinoij, over te laten de “gehele bouwe staende neffens de keucken ter sijde naar het dorp daer de smidt ende het smede getuigh in is staen …”

[37] RHCL RHCL 14.D057 841 archief Tewis Coelen

[38] Sepulchrijnenklooster op de grens tussen Noorbeek en Slenaken. Vanaf 1606 was er een Latijnse school gevestigd.